Skip to main content

Bussums Historisch Tijdschrift 22/1 (juli 2006) pag. 6-9


De Hilversumse periode

Hans Jonker 

Klik hier voor de pdf-versie van dit artikel.
Onderstaande illustraties zijn aanklikbaar voor een vergroting. 

Voorgeschiedenis

Het gebied dat in het Bussum van de twintigste eeuw de Oostereng en Westereng wordt genoemd heeft daarvoor gedurende enkele eeuwen de meer algemene naam Bussummer Eng gedragen. Dit deel van het Gooi was namelijk vanouds de ontgonnen grond die gebruikt werd door de kleine dorpsgemeenschap van Hoog-Bussum. Dit was een kleine groep boerderijen, in de Middeleeuwen gelegen op de plek waar nu het landgoed Oud-Bussum te vinden is.

Bij een gemeentelijke indeling in 1409 wordt dit Hoog-Bussum tezamen met de bijbehorende engen aan het dorpje Huizen toegewezen. Ook nadat Hoog-Bussum in de loop van de 15een 16eeeuw verlaten wordt en de Bussummers op de huidige plek huis na huis een nieuwe woonkern opbouwen (lange tijd Laag-Bussum genoemd) blijven de enggronden Huizens grondgebied. Bij een latere herziening van de gemeentelijke indeling (in 1827) vindt een grondruil plaats tussen Huizen en Hilversum en verkrijgt Huizen de zogenaamde Maatlanden en Hilversum de Bussummer Eng. Het dorpje Bussum zelf behoort tot 1817 tot de gemeente Naarden.

 

Een ongelukkige gebiedsverdeling

In de loop van de negentiende eeuw is geleidelijk een situatie ontstaan waarin zich dicht tegen de bebouwing van Bussum aan een aantal personen op Hilversums grondgebied vestigt. De praktische bezwaren die dit voor deze Hilversummers geeft zijn reden om opnieuw over te gaan tot het ruilen van grond en daarmee tot het veranderen van de gemeentegrenzen. Dit gebeurt eerst in 1887 (waarbij het gedeelte dat het dichtst bij de dorpskern ligt naar Bussum overgaat) en vervolgens opnieuw in 1902. Nu gaat ook de rest van het gebied ten zuiden van de Huizerweg tot Bussum behoren. Hier wordt beschreven wat zich in de korte periode tussen 1827 en 1902 in dit deel van Hilversum afspeelde. Het waren geen grote gebeurtenissen.

 

      
 
De grenswijzigingen kaartje van Arij van Bussum, 1947

De inventarisatie bij de grenswijziging

Een belangrijk aspect bij het wijziging van de grens tussen twee gemeenten is het in kaart brengen van de personen en goederen die met de verandering overgaan naar de andere gemeente. Ook de jaarlijkse inkomsten en uitgaven worden berekend met het doel eventuele financiële nadelen te compenseren (zo heeft Bussum zich in 1817 na haar afscheiding van Naarden verplicht tot een jaarlijkse schadeloosstelling). Bij de grenswijziging van 1902 heeft Hilversum ook een dergelijke inventarisatie van het door haar af te stane gebied gemaakt. Bussum deed hetzelfde met het gebiedsdeel dat naar Hilversum overging. Welke personen en goederen noteerden de Hilversumse ambtenaren?

Het Rapport grensregeling meldt dat er zich in het gebied één grindweg bevindt (de Huizerweg) en negen zandwegen (“waarvan het onderhoud de laatste 10 jaren niets heeft gekost”): de Voormeulenweg, de Achtermeulenweg, de Doorweg, de Huizertolweg, de Oude Postweg, de Weg langs ’t Hoogt, het Koopwegje, het Laarderpaadje en het Bussummerpad.

Er staan in totaal 21 gebouwen in het gebied, tien aan de Huizerweg en elf aan de Naarderstraatweg (de weg ligt zelf op Huizens gebied!). Elf van de gebouwen zijn bewoond, door in totaal 25 mannen en 26 vrouwen.

Het gebied is verdeeld in maar liefst 372 percelen. In 1902 zijn hiervan 184 grotere en kleinere grondjes in eigendom van Bussummers.

De inventarisatie leidt tot de berekening dat de belastbare opbrengst van de percelen ƒ 1.595,97 per jaar bedraagt, waarop de geschatte jaarlijkse kosten voor het onderhoud van de Huizerweg ten bedrage van ƒ 200,- in mindering worden gebracht. Daarnaast zijn er opbrengsten (bijvoorbeeld uit de aan eigenaar van de Gooische Boer verleende vergunning) ten bedrage van ƒ 368,32. Hilversum loopt dus bijna tweeduizend gulden mis door het afstaan van de Bussummer Eng. 

      
Kadasterkaart sectie B 1827 (collectie Noord-Hollands archief, Haarlem)
 

In tegenstelling tot in 1887 wordt er dit keer geen punt van gemaakt dat Hilversum wel erg weinig inspanningen ten behoeve van dit deel van haar gemeente tegenover de inkomsten stelt en komen de beide gemeenten tot een vergelijk. Het verlies van de Bussummer Eng is voor Hilversum geen ramp.

De Bussummer Eng is in de vijfenzeventig jaar dat zij tot Hilversum behoort een nauwelijks ontwikkeld gebied. En dat komt de gemeente Hilversum niet slecht uit. In een tijd van opkomende industrialisatie in de 19e eeuw betekent dat ook soms de vestiging van sterk vervuilende industrie binnen de gemeentegrenzen. De Eng was een nagenoeg onbebouwd gebied. Men kon zich geen betere locatie wensen buiten de bebouwde kom.

      
 
Rapport Grensregeling 20 januari 1900
(collectie Streekarchief Hilversum)

 

Eerste bebouwing

Na de Napoleontische tijd is door de Nederlandse overheid een aantal elementen van het Franse bestuurssysteem overgenomen, zoals de inrichting van een burgerlijke stand en van een kadaster. In de jaren 1820-1830 heeft men het gehele Nederlandse grondgebied nauwkeurig in kaart gebracht en geïnventariseerd waar de grond voor gebruikt wordt. Zo komt ook “sectie B” van het kadastrale gebied Hilversum aan de beurt.

Bij de opmeting van de “Bussemer Eng” in 1827 wordt in het kadaster vastgelegd dat het aantal bebouwde percelen nihil is. In de uitvoerige beschrijvingen die toen van de handel en wandel in Hilversum worden gemaakt is geen woord over sectie B terug te vinden.

In de loop van de 19e eeuw ontwikkelt zich geleidelijk enige bebouwing langs de straatweg tussen Naarden en Amersfoort.

Zo opent in 1853 in de uiterste Noord-Oosthoek van Hilversum een theetuin annex pleisterplaats voor de koetsen op de lijn Amsterdam-Amersfoort: de Gooische Boer.

Meer naar het Zuiden worden langs de weg op grote onderlinge afstanden een aantal villa’s gebouwd: vanaf de Gooische Boer gezien eerst de villa “Gooioord” (al in 1901 weer afgebroken en vervangen door een moderner landhuis), de villa “Pniël” (voor het eerst genoemd in een acte uit 1856), de villa “Erica” (in 1854 de eerste keer beschreven) en na “de Koepel van De Roeper” het in 1873 gebouwde landhuis “Buitenrust”.

Wat verder op de Eng is inmiddels ook een woonhuis verrezen. “Staand en gelegen op de “Hoogen Eng” onder Hilversum nabij de Naarder Straatweg en de Crailoosche weg” (aldus een verkoopacte uit 1878, het pand moet dan al eerder gebouwd zijn). Dit huis met schuur en moestuin zou zich ontwikkelen tot een hoenderfokkerij, compleet met een broedinstallatie.

      
Kadasterkaart Hilversum 1882
(collectie Streekarchief Hilversum)
 

In een tabel ter berekening van de belastbare opbrengst van gebouwde eigendommen uit 1875 wordt een opsomming van de bebouwing in sectie B gegeven: vier bijenschansen, twaalf huizen, drie schuren of stallen en een koepel.
Een in 1882 getekende kadastrale kaart toont hoe de bebouwing zich langs de straatweg heeft ontwikkeld.

Terwijl de bebouwde kom van het dorp Bussum zelf zich op het in 1887 verkregen gebied in Zuidelijke richting al snel uitbreidt blijft de weg van Bussum naar Huizen vooralsnog onbebouwd. Maar nog in de 19e eeuw zal ook het karakter van landweg, dat de Huizerweg nog lange tijd heeft gehad, veranderen.

 

Leerlooierij De Koelit

Op 28 december 1893 dienen de gebroeders Brummer een aanvraag in voor “het bouwen van eenige fabrieksgebouwen aan den weg van de Gooische boer naar Bussum” (voetnoot 1). De gemeente Bussum wordt in het kader van de zgn. Fabriekswet van de aanvraag in kennis gesteld en gevraagd aan Hilversum de namen van belanghebbenden op te geven. Het antwoord is kort: “de eenige belanghebbende is de gemeente Bussum” (voetnoot 2).

De aanvraag wordt toegestaan en de N.V. “Koelit” kan op de uiterste grens van Hilversum (tussen de verboden kringen) een leerlooierij bouwen.

Als de looierij in 1897 wil uitbreiden maakt een aantal Bussummers bezwaar tegen de verleende vergunning, zij gaan na afwijzing van hun protest ook (tevergeefs) in beroep bij de Kroon. In de (door Emma, Koningin-weduwe, Regentes vanhet Koninkrijk, ondertekende) beschikking worden de bezwaren als volgt beschreven: “dat tegen het verleenen der gevraagde vergunning zoowel schriftelijk als mondeling bezwaren zijn ingebracht door eigenaren gebruikers van naburige perceelen, op grond van den stank, van de bestaande inrichting afkomstig, waardoor de daaromliggende gronden als bouwterrein bijna waardeloos zijn geworden, de volksgezondheid blijkens de verklaring van geneeskundigen schade lijdt, en de paarden die den HUIZERWG passeeren schigtig worden; terwijl bovendien de lucht met van de huiden afkomstige miltvuur-bacteriën en sporen bezwangerd is, die het leven van mensch en dier, die ze op de nabij gelegen bouw- en weilanden inademen, bedreigen” (voetnoot 3).

Het betoog van de fabriek dat de uitbreiding juist de overlast doet beperken overtuigt de Raad van State en de vergunning wordt, zij het onder voorwaarden, verleend. Bussum zou nog lang van de geur van “De Koelit” genieten.

 

      
 
Kadasterkaart Bussum sectie D 1902 (collectie HKB)

Schoensmeerfabriek Jumbo

Een tweede fabriekje wordt aan de Huizerweg gebouwd.
Aan A.P. Mijnders uit Delft wordt op 24 mei 1899 door de gemeente Hilversum vergunning gegeven tot “het oprichten eener fabriek tot bereiding van zuurvrije schoensmeer en van vogelvoeder”. De combinatie van producten is wonderlijk, zo moet ook het gemeentebestuur hebben gedacht. De vergunning wordt verleend “onder mededeeling dat de stukken door ons niet in orde zijn bevonden. Het komt ons wenschelijk voor dat de beschrijvingen worden aangevuld met eene juiste toelichting, op welke wijze de bereiding van schoensmeer en vogelvoeder plaats vindt en van de ingrediënten welke hierbij zullen worden gebezigd”.
Bezwaren van belanghebbenden worden niet ingediend, en naast N.V. “Koelit” verrijst aan de Huizerweg schoensmeerfabriek “Jumbo”.

 

Enggronden weer terug

De Huizerweg krijgt ook binnen de verboden kringen bebouwing. In 1895 wordt in het register “Staat van gebouwde werk- en bergplaatsen enz. te Hilversum” genoteerd:
De bouwactiviteiten op de enggronden zelf zijn in de Hilversumse tijd uiterst beperkt. In de officiële gegevens is in ieder geval maar één vermelding terug te vinden. Volgens het archief van de Hinderwet wordt op 15 maart 1900 toestemming gegeven voor een “keldertje voor opslag drie fusten benzine” op een perceel aan de Voormeulenweg.

       
 
Register, 1895 (collectie Streekarchief Hilversum)

Bij de grenswijziging van 1902 ontvangt de gemeente Bussum zo een omvangrijk grondgebied met nauwelijks bebouwing. De Bussummers krijgen na vele eeuwen hun “eigen” enggronden weer in bezit. Weliswaar beperken de verboden kringen de mogelijkheden om dit gebied te ontsluiten en zo te voorzien in de groeiende behoefte aan woonruimte. Toch zullen anno 1902 de Bussummers de verwerving van hun eng hebben ervaren als een bevrijding uit de beknelling van een te kleine ruimte voor een snel groeiende bevolking. De verdere oplossing was een kwestie van tijd, zoals we achteraf weten.

 

Noten

  1. Streekarchief Hilversum Register bouwvergunningen 1893-1898
  2. Streekarchief Hilversum Archief Hinderwet, dossiernr. 97
  3. Beschikking 13 augustus 1893, Streekarchief Hilversum Archief Hinderwet, dossiernr. 97