Skip to main content

Contactblad Historische Kring Bussum 18/3 (december 2002) pag. 3-6


Hendrik Fokker de pineut

P.B.W. (Nel) Krijnen-Van Gog

Klik hier voor de pdf-versie van dit artikel.
Onderstaande iillustratie is aanklikbaar voor een vergroting.

Toen ik in het Streekarchief van Naarden voor de Nederlandse Genealogische Vereniging afdeling Gooiland een lijst van de beschikbare belastingregisters van Naarden en Bussum aan het maken was, trof ik er een procesverbaal aan tegen Hendrik Fokker, broer van de overgrootmoeder van mijn man. Dus mijn nieuwsgierigheid was gewekt. Wat had deze Hendrik uitgehaald om door de Rijksveldwachter te worden aangehouden en waarom was er een procesverbaal opgemaakt?

Midden negentiende eeuw moest iedere handelaar, koopman, slager enz, die Naarden via de Utrechtsche of Amsterdamsche Poort binnenkwam, aangifte doen van invoer van zijn handelswaar, zoals vlees, drank, zakken rogge en tarwe, om daar accijns (belasting) over te betalen. Dit gold ook de handel die per boot Naarden binnenkwam.
Hendrik Fokker had geen aangifte gedaan. Ook in zijn tijd betaalde men kennelijk niet van  harte belasting.

      
 
De Utrechtse Poort, met rechts de rijksveldwachter.
Ansicht uitg. Corn. Tettero, Naarden

Hendrik Fokker

Op 11-07-1857 moest Hendrik Fokker, 18 jaar, geboren in Bussum en boer van beroep, vlees bezorgen bij (scheeps)kapitein Wiegmink en Mejufvrouw Zuidhoek in Naarden. Hij kwam door de Utrechtsche Poort en liep langs het plein tot in de Beijertstraat. Al van buiten de poort was Rijksveldwachter Willem J.J. Klinkspoor hem gevolgd en hield hem nu staande en vroeg wat hij onder de doek in zijn mand had liggen. Hendrik zei dat het vlees was, Klinkspoor maakte hem er op attent dat hij van de "wettelijke weg" was afgeweken en geen aangifte van invoer van het vlees had gedaan.
Hendrik zei dat niet te weten, waarop de veldwachter hem verzocht mee te gaan naar het Stadhuis, naar het kantoor van de gemeenteontvanger om verhoord te worden. Hiervan is een procesverbaal opgemaakt. Ook werd er een inventaris opgemaakt en het vlees gewogen. Omdat Hendrik weigerde borg te betalen, werd alles in beslag genomen: te weten 3 pond en 4 ons kalfsvlees, een mand met hengsel, en twee witte doeken.

       
De dagvaarding, "gedaan in ons parket te Amsterdam, den 5den der
maand September 1857".
 

Op 07-09-1857 kreeg hij een dagvaarding thuis bezorgd om op 17 september "des voormiddags te 11 ure" voor de rechtbank in Amsterdam te verschijnen.
Uit de kopie van het vonnis kunnen we lezen dat beklaagde Hendrik Fokker werd aangeklaagd voor invoer "zonder aangifte en met afwijking van den gewonen weg bij het reglement op de invoering der belastingen" binnen de gemeente Naarden. De eis was een geldboete van vijf gulden, met een bepaling dat als hij de boete niet binnen 2 maanden na aanmaning had betaald de boete vervangen zou worden door een gevangenisstraf van 7 dagen en het verbeurd verklaren van de goederen en het betalen van de proceskosten.
Doordat de beklaagde schuld bekende, werd hij veroordeeld tot een boete van 5 gulden, vermeerderd met 28 cent zegelrecht. Als hij niet binnen 2 maanden na aanmaning betaalde kreeg hij 2 dagen gevangenisstraf. Hij moest ook de kosten van het rechtsgeding betalen en de goederen werden verbeurd verklaard. 

Cornelis Fokker

Een jaar later stond Rijksveldwachter Josephus Franciscus Seijs op de hoek van de Gasthuisstraat en zag Cornelis Fokker, Hendriks vader, slagter en landbouwer met zijn knecht Jacob Tak, beide uit Bussum, ieder met een juk met manden lopen. Ze kwamen van de Utrechtsche Poort en liepen het kantoor van de gemeenteontvanger voorbij en gingen de Sint Annastraat in. Seijs achtervolgde hen meteen tot aan de achterdeur van Jan Sijpesteijn waar ze vlees aan Johanna Vos huisvrouw van Jan leverden. Zijn eerste vraag was, wie ze waren en hoeveel vlees ze bij zich hadden: "32 nederlandse ponden", volgens Cornelis. Toen vroeg Seijs naar de kwitantie van de betaalde gemeentelijke belasting. Cornelis antwoordde dat de belasting niet was betaald. De rijksveldwachter nam het vlees met de 3 manden, een zak, de twee jukken, en doeken in beslag en de heren werden meegenomen naar de gemeenteontvanger, waar het vlees werd gewogen. Het bleek 32 pond rundervlees en 7,5 pond gerookt vlees, samen 39,5 pond. Ook hier werd een inventaris opgemaakt van frauduleus ingevoerd vers en gerookt vlees. Tegen borgstelling van 20 gulden mocht Cornelis alles meenemen. De belasting op vers vlees was 4 cent per pond, dus totaal f 1,28 en die van 7,5 pond gerookt vlees à 5 cent per pond 37,5 cent; samen dus f 1,65 en een halve cent.

Op 1 november stuurde Cornelis een brief aan het gemeentebestuur van Naarden. Hierin verklaart hij dat hij op 27 oktober 32 pond vlees vet en benen voor verschillende personen had, dat hij bij invoer daarvan aangifte had gedaan, maar dat de beambte in dienst niet aanwezig was. Diens vrouw had tegen hem gezegd: "ga door, ik zal het optekenen". Daarop was hij door de veldwachter Seijs aangehouden en bij het wegen bleek er een overgewicht van 7,5 pond te zijn, maar hij was niet van plan geweest om fraude te plegen. Het overgewicht was veroorzaakt door kleine bestellingen voor verschillende personen die ieder ongetwijfeld een kleine doorslag hadden, wat voor het overgewicht gezorgd  had. Hij verzocht het tegen hem opgemaakt procesverbaal in te trekken, zijn boete op te heffen, en zijn zaak buiten vervolging te stellen. Hij toonde zich bereid te "transigeeren" voor zijn fraude, door het dubbel betalen van de belasting.

Cornelis werd op 23-12-1858 veroordeeld tot een geldboete van 50 gulden. Bij niet betalen binnen 2 maanden na aanmanning werd dit vervangen door een gevangenisstraf van 5 dagen, het betalen van de proceskosten en verbeurd verklaren van het vlees of de waarde ervan.

 
 
                          De kwijtschelding van de geldboete, gedateerd 9 Junij 1859.

Toch had de brief kennelijk effect, bij besluit van 26-05-1859 werd kwijt-schelding verleend voor de opgelegde geldboete van 50 gulden en teruggave van de goederen of de waarde ervan. Zo kwam voor Cornelis alles keurig op zijn pootjes terecht. 

Niet netjes

Maar niet altijd verliepen de zaken (even) netjes. Op 20 oktober 1845 kwam P. Steur uit Bussum Naarden binnen met een aantal zakken graan op zijn wagen. De Commies Arentsen hield hem aan en kon het niet alleen af, hij wachte daarom tot zijn collega Hufen erbij was. Dit duurde P. Steur te lang en hij haalde Hendrik van Voorthuizen, zoon van de eigenaresse van het graan erbij. Deze voegde de Commies toe: "Wat ben jij, ben je Godverdomme een Commies, waar heb jij kennis van, jij moest voor de klooten geschopt worden, ze moesten jouw [sic!] afzetten en wegjagen", waarop hij zijn weg vervolgde en de Commies "zeer beledigd" achterliet.

Zo zie je, dat het doornemen van oude belastinggegevens geen saaie en droge kost hoeft te zijn. Het geeft een kijk op het dagelijks leven in het verleden. 

Bronnen Streekarchief Naarden:
NAN. 483.1. Betreffende de heffing door het rijk van de acccijns op gemaal en geslacht vee.
NAN. 503. Betreffende de heffing en invordering van de stedelijke impost op wijn en andere dranken.
NAN. 714. Processen-verbaal opgemaakt bij het vervoer van goederen wegens het niet kunnen tonen van patenten (schippers), het ontduiken van invoerrechten en accijnzen.