Skip to main content

Contactblad Historische Kring Bussum 16/2 (september 2000) pag. 42-67


Clinge Doorenbos (1884-1978) - rijmend door het leven

Marcus van der Heide

Onderstaande illustraties zijn aanklikbaar voor een vergroting.
Klik hier voor de pdf-versie van dit artikel.

In het Goois Museum in Hilversum was van 5 februari t/m 14 mei de tentoonstelling 100 jaar Gooise kinderboeken 1898-1998 te bezoeken. Om met iets nieuws te komen, had ik een artikel over de Hilversumse (sport)journalist/kinderboekenauteur Jan Feith geschreven [noot 1].
De banden van zijn boeken, door Scheltens & Giltay uitgegeven, werden vaak verzorgd door de schilder/tekenaar Willy Sluiter, vooral ook bekend van de posters van de Hamdorff-tentoonstellingen in Laren. Maar Sluiter tekende ook de muziekomslagen van vele liedjes van Clinge Doorenbos, die vanaf 1916 door Scheltens & Giltay werden uitgegeven. Topstuk op de tentoonstelling was dan ook de aangekochte ontwerptekening van Sluiter van Het vogeltje op Nellie's hoed.

      
Band Zingend door het leven (Strengholt 1948)
 

Naast nog vier andere liedjes van Clinge Doorenbos lagen er zesentwintig boeken, voor het merendeel de bekende prentenboeken met rijmpjes en versjes, die zonder vermelding van jaar van verschijnen na de oorlog bij Mulder & Zoon in Amsterdam verschenen.

Van de zijde van het Letterkundig Museum in Den Haag was er belangstelling voor de tentoonstelling. Jeanette Kok van de afdeling Kinderboeken merkte op, dat er eigenlijk niets over Clinge Doorenbos als kinderboekenschrijver geschreven is. Ze attendeerde me op de catalogi van Mulder die in het LM aanwezig zijn.

Toen ik het idee voor een artikel aan de dochter van Clinge Doorenbos voorlegde, was haar reactie natuurlijk dat haar vader eigenlijk geen kinderboekenschrijver was. Hij ging immers zingend door het leven, zoals de titel luidt van zijn in de oorlog geschreven autobiografie.
Maar zijn tweede autobiografische boek, Daar wordt gebeld!, opgedragen aan een nog niet geboren achterkleinzoon, was bestemd voor de jeugd. Ook werd een groot deel van zijn verzen en rijmen geschreven voor kinderen, getuige de tientallen prentenboeken. Rijmend door het leven lijkt me als variant op Zingend door het leven dan ook een passende ondertitel voor dit artikel. 

Johannes Pieter Jacobus Helmich Clinge Doorenbos

werd op 9 juni 1884 in Würzburg (Duitsland) geboren. Zijn vader was daar assistent van een professor in de medicijnen en vestigde zich in 1888 als huisarts in Bussum. Frederik van Eeden behoorde tot zijn patiënten: in maart 1895 had deze influenza, pleuritis, “volgens Doorenbos het gevolg van mijn koude baden”, zo schrijft Van Eeden op 24-3-1895 in zijn Dagboek.
Johannes was de oudste van vijf kinderen. Van de andere kinderen speelde Jenne (geb. 1 mei 1886) een grote rol als [een der] levensgezellin[nen] van Herman Gorter. Ze was zijn leerling geweest (Gorter onderwees de klassieke talen voor het staatsexamen), maar tot een huwelijk is het niet gekomen. Gorter verkocht zijn huis in Bussum echter aan haar en zij liet tot haar dood op 15 maart 1973 zijn werkkamer intact [noot 2].
Clinge is niet een voornaam, zoals vaak gedacht wordt; het voorgeslacht komt oorspronkelijk uit het Zeeuwse Clinge. De laatste dochter „Clinge., gehuwd met Ds. Doorenbos, gaf haar oudste zoon de naam Clinge erbij, zoals dat wel vaker gebeurde. Deze werd ook predikant en is de grootvader van Hens, zoals de roepnaam van Johannes werd. Al op achtjarige leeftijd kwam Hens in contact met het toneel. Vermakelijk is de anecdote die hij daarover zelf vertelt [noot 3].

Het kleine, maar snel groeiende Bussum had een houten gebouw, dat eigenlijk meer de naam van “loods” verdiende, als kunsttempel. Het toneel daar moest voor een optreden van een “Komisch trio met zang en dans” zelfs met houten kistjes ondersteund worden om het gekraak van het doorbuigen te verhelpen. Clinge kwam op het idee deze weg te halen en er was niemand in heel Bussum die met meer spanning en met een sneller kloppend hart de voorstelling en speciaal het optreden van het trio, dat het programma besloot, afwachtte […]. De heren haakten in, de rechterbenen gingen keurig schuinrechts omhoog en op de linkerdito's dansten zij het bekende refrein,
“Ja, ziet u, dat is nou weer iets,
dat weten wij niet zo precies.”

Van het gekraak waren alleen de allereerste geluidstrillingen te horen; het werd direct overstemd door een donderend gelach: de drie zangers, die “het niet zo precies wisten”, stonden vlak voor het voetlicht tot hun middel in de afgrond. Brave kerels! In het harnas waren ze gestorven. De zaal bleef applaudisseren en brullen en er kwam geen eind aan de hilariteit.
Met deze medewerking aan een buitengewoon succes legde Clinge Doorenbos, zo besluit hij het verhaal, de eerste steen voor het mooie, moderne, gezellige Gebouw CONCORDIA.

Het bijzondere aan Hens was, dat hij van Moedertje Natuur een speciaal knobbeltje voor het Sinterklaasversje meekreeg. Op de middelbare school oogstte hij al het eerste succes met een toepasselijk vers (als ik me goed herinner, 37 coupletten) op allerlei school toe- en misstanden. Daarna was het niet meer verwonderlijk: ik bedichtte en bezong trouwende vrienden en kennissen, daarna halve en terloopse idems, vervolgens mij onbekende personages. Zo ontstond er allengs een heel repertoire en toen was daar de heerlijke emotie van het eerste, echte engagement. Mr. Jolles, de latere populaire president van het Amsterdams Gerechtshof, gaf een feestje, en Hens en zijn gitaar spelende boezemvriend Hein Vermeij, ook een dokterszoon uit Bussum, ontvingen hun eerste honorarium, samen een rijksdaalder.
Kortom: het Sinterklaas-knobbeltje ging hij liefkozen, cultiveren en exploiteren. 

Industrie

Zijn moeder stamde uit de Twentse textielindustrie van de Ter Horsten uit Rijssen. Daar lag, zo was de bedoeling, dan ook de toekomst van Hens. In 1908 verhuisde hij naar Nijverdal, ook al zag hij in de angstige blikken van Oom: nou, nou, ik hoop van harte dat hij de facturen niet op rijm gaat uitschrijven. Dit was inderdaad in de kortst mogelijke keren het geval, zo ook een berijmd verslag van de kantoorwerkzaamheden inclusief de eigenaardigheden van het kantoorpersoneel. Er volgde zelfs een dito handleiding voor de fabricatie van het product, maar drie weken na zijn aankomst brandde de fabriek tot de grond toe af. De textielbaron-in-spe werd daarna naar buitenlandse filialen gestuurd. In Londen inspireerde de Engelse tabak hem tot een paar Engelse songs.

Daarna was het in Gent raak. Hier belandde Hens bij zijn grote liefde, het toneel. Na de textiele dagtaak stond hij bij een Gentse revue, toen daar de jeune premier der revue ziek werd, drie weken lang elke avond als compère zijn grollen voor het voetlicht te brengen, in het Frans! Het Gentse avontuur kreeg zelfs een vervolg in een Vlaamse revue in Brugge: daar danste hij in de operette Het vrolijke weeuwtje met Lili Careno de wals Schoon wit zand [foto EVA maart 1958].

Ook de fabriek in Gent verging het slecht: het faillissement werd uitgesproken. Dit betekende het einde van de industriële loopbaan van Clinge Doorenbos. Maar die beide Belgische intermezzi waren zijn doopfeesten [noot 4].
Na het Belgische avontuur kamerde Clinge vanaf 1911 een paar jaar in Nijmegen (de stad waar zijn grootvader, emeritus-predikant, woonde). 

‘Debuut’

Een toevalligheid had al eerder duidelijk gemaakt wat de toekomst van Hens moest worden. In april 1908 zou er een volksavond, georganiseerd door de officierenvereniging in Naarden, plaatsvinden. Enkele medewerkenden haakten echter op het laatste moment af, maar C.D. (alleen de initialen worden vermeld) viel in met een hals over kop geschreven spotlied Daarvoor moet je in Naarden zijn, met zijn kromme straten, vol met kogelgaten. Plaatselijke toestanden werden op de korrel genomen, zoals het zoekraken van de klepel van de klok in de kerktoren en vooral de Gooise Moordenaar, het beruchte stoomtrammetje dat Vesting Naarden altijd door moest: Het kost niet veel om erin te gaan, En eronder mag je voor niets. Clinge's optreden met 20 coupletten op de wijs van En Japie is getrouwd, hij zit in de misere, was het pièce de resistance. Het gevolg was dat er voor stampvolle zalen vijf herhalingen van de avond moesten worden gegeven.

Op 20-11-57 werd Clinge gehuldigd voor het feit dat hij 50 jaar jaar geleden voor het eerst in Naarden optrad. Hij voegde bij deze gelegenheid een couplet toe aan Daarvoor moet je in Naarden zijn: het ging over de nieuwe burgervader Cramer, die tijdens een raadszitting door zijn stoel was gezakt.

De grote succesformule van Clinge werd om actuele gebeurtenissen op rijm te becommentariëren en deze dan op de avond zelf dat hij ergens optrad voor het voetlicht te brengen. Terwijl iemand zijn verhaal deed, zat hij al te schrijven en schudde de sneldichten “uit zijn pen”. In zijn autobiografie geeft hij er fraaie staaltjes van [noot 5]. 

Huwelijk

In 1912 werd hij particulier secretaris van Dr. C.W. Janssen, de bekende “tabakker” en de nog bekender mensenvriend, die zo oneindig veel gedaan heeft voor zijn geestelijk en materieel slecht bedeelde medemens, zowel hier als overzee. Hier voelde ik mij eindelijk op mijn plaats. Ik was zijn helper en zijn vertrouwde; niet op zakelijk, maar alleen op sociaal gebied [noot 6].

Het materiaal voor liedjes werd zo op een presenteerblaadje aangeboden. Alle mogelijke onderwerpen lagen voor het grijpen: volksontwikkeling, jeugdbibliotheken, drankbestrijding, buurtverenigingen, reclassering, hygiëne, scholen voor blinden en doofstommen enz.
Maar een optreden voor de Algemene Bond voor Lichamelijke Opvoeding in de Nijmeegse Schouwburg werd het meest memorabel. Hier werd hij gevraagd voor een conference op de jaarlijkse bijeenkomst van de Geneeskundige Kring en de organisator ervan, de dokter van Hees, had ook wel een begeleider voor hem, een dochter die uitstekend piano speelt.Clinge Doorenbos ging, zag en was overwonnen. De doktoren-avond was een succes, de dochter voldeed uitstekend; zo goed, dat zij de begeleider van mijn èchte levenslied werd. Voortaan: samen zingend door het leven.

Meer dan vijftig jaar heeft Wobbina de Blécourt (1887-1971) Hens muzikaal bijgestaan, hem begeleid en de melodieën van vele liedjes gecomponeerd. Clinge stelde haar bij de optredens altijd als zijn huisorkest voor.
Van de andere begeleiders uit de eerste jaren van optreden noemt hij in het bijzonder nog twee prachtbegeleiders, vaklieden, helemaal in mijn lijn, Frits Jakma en Henri C. Dupont, welke laatste mij op honderden tochten in binnen- en buitenland vergezelde. 

W.O. I

Na hun trouwdag op 8 juli 1914 gingen ze op huwelijksreis naar het eiland Wight. Clinge werd vanwege de naderende Eerste Wereldoorlog (na de aanslag te Sarajevo op 28.6.1914 verklaarde Oostenrijk-Hongarije op 28 juni de oorlog aan Servië) echter teruggeroepen.

      
 
Het echtpaar Clinge-Doorenbos: Clinge in korporaalskleding
(Het Leven, 1915)

In 1904 was hij als loteling bij de vesting-artillerie van Naarden ingelijfd, en in 1907 en 1911 volgden een paar herhalingsoefeningen. Op 1 augustus 1914 zag de hele ploeg elkaar terug in Maarssen. Als simpel korporaal bracht Clinge in een klein bovenzaaltje een liedje ten gehore en bemerkte, dat kleine oorzaken grote gevolgen kunnen hebben, zoals hij het hoofdstuk in zijn autobiografie noemt. Hij kreeg een passepartout om het land door te kunnen reizen en trok nu zingend door het militaire leven. Hij en zijn vrouw werden door Generaal Kleynhens, Hoofd van de Afdeling Ontwikkeling en Ontspanning, benoemd tot de eerste officiële leger- en vlootontspanners. Hun taak was voor de gemobiliseerde militairen op te treden, soms avond aan avond. Op (en in) een motor met zijspan trokken ze het hele land door. In 1915 besteedde Het Leven aandacht aan het honderdste optreden.

De bekendste van hun liedjes, een dertigtal, verschenen in druk bij Scheltens & Giltay met de schitterende omslagen van Willy Sluiter. Een van de eerste was Het vogeltje op Nellie’s hoed (1916 volgens de cumulatieve catalogus Brinkman), het spotlied op de betrouwbaarheid van de meisjes jegens de soldaten: het vogeltje verklapte steeds heel gemeen alles!

Verschillende liedjes hebben uiteraard betrekking op de oorlog, zoals De oorlog in het huisgezin, Brief van een bakvis aan een bakvis over de inkwartiering en De O.W.'er. Clinge zelf constateert dat er bij alle vrolijkheid, onbezorgdheid en gevoel voor humor bij het Nederlandse volk ook altijd een sterke hang naar zwaarmoedigheid en ernst is. Als voorbeeld geeft hij het veelgevraagde nummer Waarom:
Duizenden trekken er op ten strijd
Telkens en telkens meer;
Duizenden Moeders hebben geschreid:
Zie ik mijn jongen weer?
Hoopvol trok hij met de zijnen mee,
PLICHT was het, hij MOEST gaan;
Moeder begrijpt er dat MOETEN niet
En vraagt zich af met een traan
[refrein:] 't Was toch MIJN jongen,
't was MIJN kind,
Vraagt ze op doffe toon:
Waarom heb ik hem dan grootgebracht?
Waarom gaf God mij een zoon?

De geboorte van zoon Janjaap, 21 april 1916, inspireerde tot Open oog, dat als volgt begint:
Een wiegje is zo'n mooi gezicht,
Als 't jongentje te kijken ligt;
Die oogjes blinkend, blij en blauw,
Ze spreken al van echte trouw.

Vragen staat vrij, van een paar jaar later, laat zien dat Clinge Doorenbos een open oog èn oor voor het kind heeft. Ook dit populaire liedje was zeer geliefd bij de militairen:
Waarom is de aarde rond, Pa,
Waarom is zij niet vierkant? Waarom gaat de zee niet verder
Dan precies tot aan het strand?
Pa, hoe komt het dat een visje
Onder water toch niet stikt?
En hoe komt het dat de gangklok,
Als hij stuk is, niet meer tikt?
Waarom schijnt de zon nooit 's nachts eens,
Waarom trouwde U met Ma? […].

Op 24 november 1920 was het laatste optreden voor de militairen, een afscheidsvoorstelling in het Demobilisatiepark in Zeist. Het echtpaar Clinge Doorenbos kreeg de Mobilisatiekruizen en kon niet vermoeden dat in september 1939 het militaire repertoire weer voor de dag gehaald zou worden. 

Rammelaar

Vermakelijk is het verhaal over de rammelaar, dat in vele interviews voorkomt en ook in het boek van Cor Dokter, Flick-flack, Anecdotes en verhalen uit het Nederlandse variétéleven een plaats kreeg. Nadat op 9 januari 1919 dochter Sophie was geboren, wilde op 10 december van dat jaar de voorzitter van de Buurt- en Speeltuinvereniging “Kattenburg” aan de voordrachtkunstenaar een zilveren rammelaar overhandigen. Maar de sleutel van het kastje waarin deze opgeborgen was bleek zoek. Steeds zenuwachtiger wordend begon hij alvast maar aan zijn speech: Et is ons een werkelijk, een onverdeeld, een waar en oprecht genoege, asdat U de vrijpostigheid heb gehad tot ons Kattneburgers af te dalen… ik… eh… zeg, asdat we 't kedin [bargoens; = prettig] vinden U in ons middel te ziene en toe te kennen spreke… om reje asdat we ons verheugen hier onder mekaar te benne… ik… eh… (en hier sloeg hij plotseling met de vuist op tafel in een uitbarsting van lang verkropte woede)… wel hier en gunder, waar blijft nou die vent met z.n rotzooi?! De rammelaar is voor Sophie [Post-] Clinge Doorenbos nog altijd een van de dierbaarste souvenirs [noot 7].

Ook het verhaal over de modelboerderij Oud-Bussum mag niet onvermeld blijven. Hier werden in 1916 achthonderd zwakke kinderen uit het Ruhrgebied opgevangen. Clinge zorgde op verzoek van Dr. Janssen voor de nodige „Unterhaltung. (wat hem de titel Herr Spielmajor opleverde), maar met de eigenaar Floris Vos stelt hij het gerucht op de proef en weet van de prins geen kwaad. Onder het raam van de boterhammensmeerders sprak hij extra luid: Voor één ding moeten we zorgen: Prins Hendrik heeft uitdrukkelijk laten weten dat hij helemaal onverwacht wil komen, dus zonder dat iemand er iets van weet, zodat hij alles in zijn gewone doen ziet […]. Wanneer zei je ook weer, dat de Prins kwam? “Overmorgen, dus da's Woensdag om elf uur.” […]. Het zaad van de bekende geruchtiana kletsica, behorend tot de Labiata oftewel de lipbloemigen, en in dit geval tot de loslipbloemigen, was ontkiemd. Het gevolg was dat de kinderen het „Wielhelmus. instudeerden en dat op de bewuste woensdagmorgen de directeur van het naburige Hotel Bos van Bredius een zilveren koffieblad en servies kwam brengen. Maar wat er ook gebeurde, om twaalf uur nog geen Prins. Er was zeker iets tussen gekomen….
's Avonds ontspon zich tussen de hoofdrolspelers nog de volgende conversatie:
“Ja, het is gek, dat er geen bericht van verhindering is gekomen; maar hoe was zijn komst eigenlijk aangekondigd? Heb jij dat bericht ontvangen?”
“Ik niet, ik dacht dat jij – ik heb alleen maar gehoord”.
“Dan snap ik er niets van,” zei Vos.
“Ik ook niet,” zei ik, en we dachten van elkaar: zùk liegen.

In de tweede wereldoorlog stonden twee S.S.ers op de stoep van Clinge Doorenbos aan de Amersfoortsestraatweg. Ze hadden in 1916 tot de extra zwakken behoord, de zgn. „Eierkinder., die zelfs twee eieren per dag kregen. Alle kinderen waren na tien weken met een kilo boter naar huis gegaan. Op de vraag hoe het in Holland ging, antwoordde Clinge: een ei kost hier nu f 3,-; boter f 200,- per pond […]. Precies zoals jullie er toen uitzagen, zien onze kinderen er nu uit […].
Toen keken ze een beetje beduusd, althans veel minder Es-esserig en wij namen afscheid…[Daar wordt gebeld! p. 73/74]. 

Contacten

Bijzondere contacten waren er natuurlijk vele. Ik noemde al de schilder/tekenaar Willy Sluiter, die in Blaricum woonde en ook voor de Hilversumse Jan Feith werkte. Met Jan Feith samen schreef het echtpaar Clinge Doorenbos verschillende operettes [noot 8].
Zo ontstond voor het jubileum van de Nederlandse Lawn-tennisbond in 1919 de tennisoperette De Tennisbruid. Clinge Doorenbos speelde daarin zelf de dandy en vrijer, die de enige dochter van de heer Bobbelmans, eigenaar van de tennisballenfabriek Bobbelmans, het hof maakte. De opvoering was op 19 juli 1919 in de Stadsschouwburg te Arnhem.

     
Eerste pagina Noach's Woonschuit (Scheltens & Giltay, 1920)
 

Feith voorzag zijn eigen boeken bij voorkeur zelf van de zgn. "zwartjes", silhouettekeningen, maar hij tekende onder pseudoniem Chris Kras Kzn ook voor anderen. Heel bijzonder is dan ook, dat het eerste boek met rijmpjes van Clinge Doorenbos een coproductie met Feith is: Noach’s Woonschuit (1920) werd door Chris Kras van zwartjes voorzien. Dit boek was nog niet voor kinderen bestemd. Clinge laat, zoals hij dat bij zijn gewone liedjes ook deed, de even regels steeds rijmen. Rijmschema's van abba of abab zijn lastiger te hanteren.

Ook Ivans, J. van Schevichaven, de detectiveschrijver die aan de Parklaan woonde [noot 9], behoorde tot de vriendenkring. Het gebeurde zelfs een keer, dat Clinge bij een „gemengde voorstelling" zo geboeid Ivans zat te lezen, dat hij alles om zich heen vergat, en veel te laat en helemaal niet “in de stemming” ten tonele verscheen.

     
 
Uurtjes die wij nooit vergeten No. 1 Karel Kuifkop (1927)

Wat zijn collegae betreft, Clinge gedenkt in Zingend door het leven o.a. Nap de la Mar, voor wiens dochter Fientje hij verschillende liedjes schreef, Dirk Witte, Louis Davids, Louis Bouwmeester en mevrouw Man, en Pisuisse. De laatste herdacht hij voor de AVRO met het vers, dat hij in De Telegraaf aan hem wijdde. De laatste strofe luidt:
Vaarwel, Pisuisse, een goede reis!
Dit is je laatste tournee
Jij kwam zo vaak met bloemen thuis,
Nu geven wij ze mee.
Met felle dissonant besluit
Jouw levensmelodie,
Maar in ons hart is nimmer uit
Het lied van Jean-Louis.

   
De cover en de eerste twee pagina's van De Avonturen van Mickey Mouse. tekeningen van Walt Disney. Scheltens & Giltay 1931, naverteld  door Clinge Doorenbos.

 

      
 
De Avonturen van Piet Stuifzand deel I (1928).

De Telegraaf

In 1921 werd De Canter, onder welke naam Clinge Doorenbos aanvankelijk placht op te treden, tot dagelijks rijmchroniqueur gebombardeerd van De Telegraaf. Hij had er al een paar maanden incidentele medewerking verleend, en de grote baas was zeer gecharmeerd van onder meer het rijmverslag van de voetbalwedstrijd Holland-België (hoewel Clinge die niet eens had bijgewoond! Hij had gewoon drie versjes bij de redactie gedeponeerd: een voor als Holland wint, een voor als Holland verliest en een voor gelijk spel). Er werd gerekend op een dagelijkse bijdrage, waartoe ook politieke konden behoren, ook al had de politiek niet zijn speciale interesse. Hij werd er de opvolger van Speenhoff, die tien jaren voor De Telegraaf gewerkt had [noot 10].

Een speciaal onderdeel van zijn werk werd ook het maken van korte, pakkende rijm-onderschriften bij foto's en tekeningen van Dr. Louis Raemaekers en Jo Spier.

     
De eerste aflevering van 4-11-33 en de laatste aflevering
(no. 1414) 25-6-38 van Flippie Flink.
 

Ook ontstonden er berijmde kinderstripverhalen, zoals Bobbie de Speurder. Hoogtepunt werd echter Flippie Flink. De bedoeling was dat er gedurende een week elke avond acht regels over een avontuurlijk jongentje Flippie zou komen, met een tekening van Raemaekers er bij. Die week werd veertien dagen, de veertien dagen een maand, een half jaar, zelfs jaren… Flippie bracht het tot 1414 dagen. Louis kweet zich even sportief als meesterlijk van de kinderlijke, maar lang niet kinderachtige taak en voor mij was 't ook niet makkelijk: Flippie werd mijn grootste zorg, maakte het mij lastiger dan al mijn andere besognes. Iedere dag moest ieder versje zo zijn, dat er ook een tekening bij kon worden gemaakt.

      
 
De opvoering Flippie Flink in Carré 3 oktober [1934]

Van de verhaaltjes werd door het gezelschap Jan Nooij op muziek van Michel de Cock een theater voorstelling gemaakt, die in Carré (en vele andere zalen in den lande) tientallen voorstellingen beleefde. Corry Vonk speelde de 9-jarige Flippie. Greetje Schoonenberg was de hond Waf. De moeder- en vaderrol was voor Beppie Nooy en Karel Baars, Theo Vink speelde voor veldwachter.

Nog een onderdeel van zijn werkzaamheden bij De Telegraaf werd het interview in dichtvorm. Hierbij ging het om alle mogelijke personen, van de politieman/speurder Ledden Hulsebosch, mensenredder Koen Bot en de grote Buziau tot Jo Vincent (in die dagen nog niet de beroemde zangeres, maar uitsluitend de dochter van de bekende Paleisbeiaardier). Het interview met haar werd het gezelligste, en ze heeft hem bij optredens zelfs begeleid.

Naast het werk voor De Telegraaf en de optredens waren er vele andere werkzaamheden. Er werden gramophoon-opnames gemaakt en daar was de radio, de AVRO (ook op deze draadloze deur paste de sleutel van mijn rijmpjes en liedjes; ik werd een geregelde gast in de kleine primitieve studio aan de oude Enghweg te Hilversum). Clinge maakte voor de Persil Maatschappij een sprekende reclamefilm in Neu Babelsberg, de eerste in het land, en vóór de geboorte van de sprekende film beoefende ik met mijn vriend Willy Mullens een originele en door ons uitgevonden industrie: ik maakt berijmde teksten, die tussen zijn films werden geprojecteerd en dit gebeurde speciaal voor “bruiloften en partijen”; levering binnen twaalf uur.

Ook had hij wekelijks een rubriek “Kan ik U helpen” in de Geïllustreerde Pers (Week in Beeld) en was medewerker aan het dagblad „Gooische Klanken.. Daarnaast was er dan de grote vraag naar het gelegenheidsgedicht.

In 1927 behoorde Clinge Doorenbos (met o.a. Willem Mengelberg, Dorus Rijkers, Buziau, Troelstra, Anthony Fokker, Wibaut en Berlage) tot het twintigtal “populairste Nederlanders” in de prijsvraag die uitging van het weekblad Het Leven. Bij een volksstemming een paar jaar later, georganiseerd door de Courant "Het Nieuws van de Dag", ging het om het populairste vijftal: Zus Braun, de zwemster, kwam aan de kop, gevolgd door de vlieger Evert van Dijk, Willem Mengelberg, mijn persoontje en Buziau [Zingend door het leven p.141/142]. 

Villa’s

     
 
De villa aan de Brediusweg (Astra 1926)

De drie villa's die Clinge Doorenbos in Bussum bewoond heeft bestaan allemaal niet meer.
Op de Huizerweg 5, villa Canteria, woonde hij van 1914 tot 1922. In dat jaar verhuisde hij naar de villa aan de Brediusweg, hoek Rhijnvis Feithlaan. Hier interviewde A.J.G. Strengholt, die de leiding had van Nederlands eerste geïllustreerde maandschrift Astra, het echtpaar eind 1925/begin 1926. Hij nam ook verschillende foto's van de villa en de kinderen bij het artikel op.

Als liedje nam hij o.a. Niet voor niets geleefd, Voor Janjaap en Sophie:
Als je ied'ren nieuwen dag
Aanvangt met een gullen lach,
Als je met een blij gezicht
Aan je werk denkt en je plicht,
Als je zonder veel gepraat
And'ren helpt met woord en daad.
Als je steeds naar beter streeft,
Heb je niet voor niets geleefd […].

Verder citeert hij het innig-menselijke Moeder:
Het eerste woordje wat hij zegt,
Al praat hij nog zo krom en slecht,
Is Moeder;
En is hij zes of zeven jaar,
Hij roept nooit Vader bij gevaar,
Maar Moeder;
Naar wie gaat hij met wel en wee,
Voor wie is hij lief en gedwee?
Voor Moeder;
En is zijn maandgeld naar de maan,
Wie vult het dan weer stiekum aan?
Zijn Moeder […].

De kwalificatie van Clinge als apostel der blijmoedigheid is van Strengholt afkomstig. Hij vindt zuivere menselijkheid en zonnig optimisme twee van Clinge Doorenbos. kenmerkende eigenschappen. Feitelijk gesproken is hij weldoener der mensheid […]. Als het waar is, dat lachen gezond is, dat een klaterende lach ons corpus meer goed doet dan dozijnen poeders en pillen – dan is Clinge Doorenbos bovendien een der grootste aesculapen dezer eeuw, zo besluit hij het interview.

In 1926 werd de villa aan de Amersfoortseweg 54 in Naarden betrokken, die De Clinge gedoopt werd. De „eerste. steen werd op 16 juni 1926 gelegd door de beide kinderen Jan-jaap en Sophie. Het huis moest in 1968 wijken voor de uitbreiding van de rijksweg A1. Een oude jeugdvriendin van de dochter des huizes ontdekte de gevelsteen bij de sloper, kocht hem en schonk hem aan Sophie. Zo is Mevrouw Post-Clinge Doorenbos niet alleen trots op een zilveren rammelaar, maar ook op de steen die vandaag de dag nog in haar tuin te bewonderen is.Op 31 juli 1968 verhuisde Clinge Doorenbos naar een flatje in het Oranjepark te Bussum.

   
Titelpagina Brandweerman Jumbo.
Mulder No. 840C [1955].
 
Janny. Mulder No. 1800 A [1951].
 
Jan en Mientje (No. 514 z.j. en zonder uitgever).

     
 
10 kleine vriendjes. Mulder 436 B [1966].

Eerste kinderboeken

Einde jaren twintig kwamen de eerste kinderboeken uit. Van 1927 zijn de Uurtjes die wij nooit vergeten, rijmpjes van Clinge Doorenbos met plaatjes van Daan Hoeksema, uitgegeven door Gebr. Koster te Bussum. Dichter bij huis kon het dus niet! Het werden twee deeltjes, No. 1 Karel Kuifkop en No. 2 Jan de Berenleider. De begincoupletten over Karel zijn:
Kind'ren, komt eens even luisteren,
"k Weet een prachtig mooi verhaal;
Kind'ren, ken je Karel Kuifkop?
Luistert even allemaal.
Karel Kuifkop was een jongen,
Van zowat 5 jaren oud,
En geen kind, op heel de wereld,
Was als Kareltje zo stout […].

In 1928 volgden de twee delen De Avonturen van Piet Stuifzand, een uitgave van De Erven De Wed. J. van Nelle te Rotterdam. De illustraties waren van Bernard van Vlijmen. Het bijzondere aan deze eerste boeken is, dat ze de uitwerking zijn van de verhaaltjes die vader Clinge voor zoonlief Janjaap improviseerde, zo vertelde dochter Sophie me. Clinge maakt uiteraard de nodige reclame voor Van Nelle. Wanneer Piet verdwaalt en de nacht doorbrengt in een seinwachtershuisje, krijgt hij van de seinwachter
[ . . . ] een fijne botram,
Zeker wel drie vingers dik.
Dank U vriend.lijk! Hap! Zei Pietje
O, wat was hij in zijn schik.
Uit een blikken kan kreeg Piet toen
'n Grote kom VAN NELLE's thee
En de gastheer dronk gezellig
Met zijn kleine gastje mee.

     
Mijn dierenboek, kartonboek
[streepjescode: 1960].
 

Clinge is vanaf deze tijd duidelijk op het pad van het kinderrijm, getuige ook Lees wat Bennie Burgers dee (1930) en De avonturen van Mickey Mouse (navertelling, 1931). In de Telegraaf verschenen kinderstripverhalen als Bobbie de Speurder. De strip Flippie Flink werd in 1935 als boek van 311 pagina.s op de markt gebracht door Van Goor in Den Haag.

Ook de verhalen op rijm (de even regels rijmen) in het royale formaat van 23 x 32 cm. zijn waarschijnlijk van vóór de oorlog. Ze vermelden geen uitgever, maar zijn voorzien van een nummer: No. 514 Jan en Mientje met hun vriendje [band van Herman Dirker; titel van het verhaal is echter De verrassing van Oom Hein] komt ook uit als No. 1401 onder de titel De verrassing van Oom Hein, geïllustreerd door Netty Heyligers.

Vreemd genoeg verscheen onder dezelfde nummers ook Een reuzevacantie; de titel van beide boeken is nu dezelfde en Netty Heyligers wordt beide keren als illustrator genoemd. 

Verzamelbundels

Daarnaast verschenen er diverse verzamelbundels van zijn liedjes. Becht gaf in 1929 de bundel versjes en liedjes Vijf dozijn, voor groot en klein uit. De bundel, met toppers die ook na de oorlog populair bleven, zoals Paasgepeins, is des te waardevoller, omdat van acht van de zestig liedjes ook de muziekbegeleiding is opgenomen. Het laatste lied is het reeds genoemde Pisuisse-gedicht.

Ongedateerd is Kleine rijmverzameling uit den huiselijken kring, 24 versjes. Het is waarschijnlijk een uitgave van De Telegraaf; er wordt alleen vermeld: Nadruk verboden behoudens toestemming van “De Telegraaf”. Het opent met Moeder en ook Niet voor niets geleefd! is opgenomen. Paasgepeins ontbreekt niet.
Paasgepeins
Pa was éérste Paasdag jarig
En de tweede Paasdag Ma;
Daardoor was 't die Paasdag Ma's dag,
Schoon 't ook Paasdag was voor Pa.
Pa's feest was dubbel Paasfeest
En zie: Ma's feest dat was Paas
Want op Pa's feest was het Paasfeest
Want Ma's feest valt niet op Pa's.
En ik weet nog goed wat Pa zei
Toen Ma's kip een Paasei lei:
Pa zei: 't Paasei is niet Pa's ei,
Ma zei Paasei is van mij
Pa zei: Ma zei dus dat Ma's ei
Paasei was, maar niet van Pa.
Ma zei: Ma's ei is Ma's Paasei
En Pa's ei is óók van Ma.

Boekverzoek
Waarde lezeres of lezer!
In mijn kwaliteit van "boek"
Kom ik heel bescheiden tot U
Met een vriendelijk verzoek.
'k Heb al o zo vele jaren
U en and'ren trouw gediend;
Bij een ieder ben ik welkom,
Iedereen is er mijn vriend.
'k Ben, als boek, van huis uit netjes,
'k Ben steeds op de wandeling,
Alles wat ik er voor t'rug vraag
Is: goede behandeling.
Toe! Spaar mij voor inkt- en vet-vlek,
Maak geen van mijn bladen zoek,
'k Heb tenslotte ook mijn eerzucht,
Ook al ben ik maar een boek . . .

Zonder uitgever en jaartal werd Clinge op z’n best uitgebracht, een bundeltje van 50 verzen. Mijn exemplaar heeft Clinge's handtekening, gedateerd 24-7-40. Van vóór de oorlog zijn ook de acht Versjes en Wijsjes voor Jongens en Meisjes, een muziekuitgave van N.V. De Lever's Zeep Maatschappij te Vlaardingen.

   
Zomers buiten. Mulder No. 433 D [z.j.].
 
Mijn Wonder Prentenboek. Mulder No. 7502 B [z.j.].
 
Per vliegtuig naar Droomland. Mulder No. 1780 A [1950].

Met dank aan Stichting Kinderboek Cultuurbezit Winsum (Gr.). 

1937-1939

In 1937 schreef Clinge voor Jong geluk in d’ oude hoofdstad, het Herinneringsalbum aan de feestelijke intocht van het kroonprinselijk echtpaar op 8 juni 1937, het Voorwoord in dichtvorm. Er was nogal wat opschudding inzake de Rijmprent van Boutens, die toen aan de schooljeugd werd uitgedeeld. Hij was veel te hoogdravend en het couplet over kinderen die geboren zouden worden moest zelfs geschrapt worden. De opdracht had beter aan Clinge Doorenbos gegeven kunnen worden, werd er schamper geschreven in de kranten.

Twee jaar later keerde hij terug tot een oude liefde en stond, net als in 1914/18, alsof hij niet weg geweest was, voor de gemobiliseerden van… 1939 [hfst.XXI Zingend door het leven].

Op 22 november 1939 trof de familie Clinge Doorenbos een zware slag. Ze traden op in een “zelfgetimmerde” zaal midden in het bos bij Veenendaal. Sinterklaas is in zicht; we geven een paar speciale liedjes, die op het feest betrekking hebben, en eindigen met een woord van troost voor allen, die Sinterklaas dit jaar niet thuis kunnen vieren; onze jongen, die juist zijn examen voor vliegerofficier heeft gedaan, zal ook op Sinterklaasavond wel niet bij ons zijn. Na afloop komt een officier naast mij lopen, ik vermoed een verzoek om een optreden voor zijn troep, maar het is iets anders: “Uw zoon wordt vermist”… Toen hebben we gevoeld, wàt een dissonant in het levenslied betekent. We hebben hem niet teruggezien. Hij behoorde tot de drie beste vliegers van zijn jaar en werd met zijn jachtvliegtuig door een dikke zeemist overvallen.

     
Het echtpaar Clinge Doorenbos (uit Zingend door het leven, 1948)
 

Enige regels uit een van de Sinterklaasteksten luiden:
Zie de maan schijnt door de bomen,
Wereld, staak Uw wild geraas […].
Zie de maan schijnt op de daken
Van barakken en barak,
Waar soldaten voor ons waken,
Denkend aan hun EIGEN dak.
Zie de maan schijnt door de ruiten
Van het klein bescheiden huis;
Moeder kijkt vergeefs naar buiten,
Grenspost is zo ver van thuis […].
Zie de maan schijnt in de harten
Van het moede mensendom;
Moe door angsten en door smarten,
Moe door 't vragen van: Waarom?

W.O. II

Clinge Doorenbos meldde zich in de oorlog niet aan bij de Kultuurkamer, wat betekende dat het met de officiële optredens gedaan was. Tijd voor andere dingen dus: op 26 juli 1942 begon hij aan het autobiografische Zingend door het leven. Het boek zou pas in 1948 bij Strengholt uitkomen. Ook in proza komt het dichterlijke van zijn humor en taal steeds om de hoek kijken, zoals we al gezien hebben in het verhaal op de Hofstede Oud-Bussum, waar hij het over loslipbloemigen heeft. Taalgrapjes, woordspelingen, zelfgevormde woorden zijn schering en inslag: paedagochemert, de ondernullige zaal, ze looppaste een paar passen en ga zo maar door. Het tweede “oorlogsboek”, Daar wordt gebeld! , is voor de jeugd bedoeld en opgedragen aan “beste achterklein-zoon”. De inleiding is gedateerd februari 1945. Het vertelt de belevenissen van (vooral) de (laatste) oorlog(swinter) aan de deur van de Amersfoortsestraatweg 54. Elk hoofdstuk is getiteld DAAR WORDT GEBELD! Soms is er alleen sprake van een gedichtje (limerick):

Daar stond op mijn stoep een klein blagie,
Hij vroeg: mag ik effies Uw zagie?
Nou, ik zei niet „nee.,
Maar wat deed hij ermee?
't Ging om mijn ligustrum, mijn hagie.

Naarmate de oorlog langer duurde werd Clinge voor zijn rijmdiensten gehonoreerd in natura […]. Ik acht het een groot voorrecht brooddichter te zijn: in mijn begintijd deed ik het voor een appel en een ei, thans voor een appel en een páár eieren [p. 28].

Ook nu heeft hij in zijn taalgebruik weer schitterende vondsten. In de inleiding komt hij al aanzetten met het werkwoord „uitdirken”: ik weet niet precies hoeveel van die Dirken of er waren, maar als je eindelijk uitgedirkt bent, ontmoet je Tromp of De Ruyter […]. Andere voorbeelden zijn evacués beaardappelen en het woord ambtenarigheid. In het stuk over het clandestien bomen rooien heet het: “eigen haard is hout waard”.

Het boek eindigt met de bombardementen op het huis. Na het tweede bombardement, tien dagen later [1 april 1945], moest de familie Clinge Doorenbos toch het huis tijdelijk vaarwel zeggen. Ze woonden een tijdje aan de Eslaan waar een huis van een gevluchte NSB-er leeg stond. Daar wordt gebeld! verscheen al in 1946 bij zijn uitgever Scheltens & Giltay.

Curieus is, dat een soortgelijk boek Daar wordt gebeld…! al in 1945 verscheen. Het is van Amy Groskamp-ten Have, vooral bekend van het etiquetteboek Hoe hoort het eigenlijk?

In het bijzonder dient nog de rijmprent Vrede (1945) genoemd te worden, de plano 46.5 x 36.5, die Muziekuitgeverij G.J. van Zuylen in Amsterdam uitgaf. De 2e tekst werd ook door Jos Franken Sr. op muziek gezet, eveneens bij Van Zuylen verschenen. 

     
 
Eerste pagina 'Met Globi en Kapitein Pum de wereld rond'

Kinderboeken

     
Met Globi en Kapitein Pum de wereld rond (1948)
 

Na de oorlog ging Clinge Doorenbos bewust verder met schrijven voor kinderen. Hij begon aan de bewerking van de Globi-boeken van J.K. Schiele, oorspronkelijk uitgegeven door het Globi-Verlag te Zürich. De belevenissen van het “fantastische vogelmannetje” Globi verschenen in vier delen, in 1948 Globi de kindervriend en Met Globi en kapitein Pum de wereld rond en in 1949 Globi in het circus en Globi’s avonturen. Uitgever was weer Scheltens & Giltay. De tekeningen zijn van Robert Lips. Na de inleiding, het voorstellen van de hoofdpersonen, komt er per twee bladzijden steeds een avontuur: op de linker pagina 4-6 strofen tekst, op de rechter 3-6 zwart/wit plaatjes.

Daarna wordt hij een van de productiefste auteurs van drukker/uitgever Mulder & Zoon in Amsterdam, die in grote getale kartonboeken, „ogenboeken. en puzzels op de markt bracht. De Mulder-boeken zijn voorzien van een nummer en helaas ongedateerd. Het Letterkundig Museum in Den Haag heeft echter fondscatalogi van 1951/1952 t/m 1987. Deze hebben voorin vaak een overzicht met de nummers, waaronder de boeken verschenen. Als deze nummering ontbreekt, is die er bij gemaakt.

Boeken kunnen dus aan de hand van het nummer gedateerd worden. Latere boeken hebben soms i.p.v. een nummer een streepjescode, zoals de ogenboeken Leuke dieren en Circus dieren [1972 nieuw uitgebracht met bewegende en lichtgevende ogen].

Daarnaast doen zich andere problemen voor. Vanaf 1957/58 wordt vaak de auteursnaam niet meer vermeld. Het fornuis bijvoorbeeld, No. 1775 [1954/55], in de ovens en erop kunnen pannen en taarten geplaatst worden, die uit de achterzijde van het omslag gedrukt werden staat in 1957/58 niet meer op naam van Clinge Doorenbos. Hetzelfde gebeurt soms ook met de illustrator: J.C. van Hunnik van No. 2226 [1957/1958], twee leuke berenverhaaltjes, De avonturen van Bunny en Billy en Vrolijke beertjes, wordt al in 1958/59 niet meer als illustrator vermeld. Zodoende is het onmogelijk een min of meer complete lijst aan te leggen.

De boeken verschijnen vaak in serie's van 2, 3 of 4 delen (zgn. dessins; A/B/C/D genummerd), elk deel dus met een eigen onderwerp. Soms wordt slechts bij één deel de naam Clinge Doorenbos genoemd, zodat niet duidelijk is of het andere deel ook van hem is. Autopsie van het betreffende boek is de enige mogelijkheid om zekerheid te krijgen. Het doorwerken van de catalogi levert een eerste lijst van ruim 80 boeken op. De cumulatieve catalogus Brinkman vermeldt hiervan slechts het “klassiek” geworden Muizenboek, en in het deel van 1956-1960 (uitgever Van Holkema & Warendorf ; prijs f 0.70):
- Boerderijdieren
- Mijn dierenboekje
- Onze vriendjes
- Op de boerderij.

     
 
ABC boek: Mulder No. 1238 [1951]; f 1.-

In 1964 worden nog genoemd (uitgever Van Holkema & Warendorf / Mulder & Zoon; prijs f 1.75):
- ABC prentenboek
- Mijn cijfer prentenboek (illustraties H. Slabbers),
- Mijn klokkenboek ( id. ).
Dat mijn lijstje niet compleet is, blijkt direct al uit de vier gekleurde pagina's. afgebeelde Mulderboeken uit het bezit van de Stichting Kinderboeken Cultuurbezit te Winsum (Groningen):
. No. 45 B: ’t Jonge Volkje, prentenboek
. No. 433 D: Zomers buiten
. No. 1780 A: Per vliegtuig naar droomland [1950 Centraal Bestand Kinderboeken]]
. No. 7502 B: Mijn Wonder Prentenboek, Een leuk boekje dat je fopt, Er zitten plaatjes in verstopt. 

Mulder & Zoon

Een totaaloverzicht van de Mulderboeken blijkt dus onmogelijk. Al met al gaat het om meer dan honderd boeken. Het leek me daarom het aardigste om een aantal in kleur af te beelden en nog stil te staan bij enkele bijzondere uitgaven.

     
Het Muizenboek. Mulder No. 4260 (herdruk na 1982).
 

Een van de eerste boeken, uit 1950 volgens de Brinkman, is het Muizenboek (No. 4260). Nans van Leeuwen maakte de platen bij dit muizenverhaal in rijmpjes, dat als volgt begint:
Vijf lieve kleine muizenkinders
Wonen met hun moeder-muis
In een hol onder de keuken
Van een heel groot prachtig huis.
Moedertje is erg verkouden,
Ligt met keelpijn in haar bed,
Mientje Muis, het oudste zusje,
Heeft de tafel klaargezet
Maar er is niet veel te eten,
Hun provisiekast is leeg […].

     
 
't Jonge Volkje. Mulder No. 45 B [z.j.], leporello (harmonicaboek).

In de catalogus van 1951/1952 staan verschillende zgn. leporello's, boeken waarvan de pagina.s uit te vouwen zijn (harmonicaboek): Spelende kinderen en Leuke dieren (No. 41) en Poesjes met vacantie en Tip en Top & Oom Bob (No. 42). Er wordt extra bij gemeld, dat alleen Mulder gebonden leporello's vervaardigt. Bijzonder zijn ook de „aankleedboeken. No. 1800 A en B [1951/52], Janny (voor de meisjes) en Ernst (voor de jongens): op iedere pagina vind je een ander jurkje of pakje, hoofd en benen kunnen in het boek gevouwen worden.

Catalogus 1952/53 komt met drie „ogenboeken., No. 1600/1625/1650, getekend door Rie Reinderhof: Kijk eens even, Sprookjes ogenboek en Dieren-ogenboek. Boeken met draaibare schijf of wijzer zijn er legio, zoals No. 1750 [1952/53] Reken je mee, No. 1570 [1953/54] Mijn klokkenboek en Telefoonboek No. 1766 [1954/55].

      
Speel je ook mee. Mulder No. 1670 [1954].
 

Klokkenboeken worden steeds luxer uitgevoerd, zelfs als wandklok en Mijn autoboek [No. 1791 – jaar onbekend] heeft als No. 1675 [1953/54] beweegbare lichtgevende ogen en koplampen. De catalogi verschijnen vanaf 1957/1958 op een royaler formaat in kleur. Ook de buitenlandse markt lokte in deze tijd, diverse boeken verschenen in het Frans. Iets wat mij overigens geheel ontgaat is de hantering van de nummering. Wat maakt een boek tot een nummer onder de honderd, of onder de duizend of daarboven?

Ook zijn er onduidelijkheden bij nieuwe boeken. No. 170 [1959/60] bestaat uit Boerderijdieren, Onze vriendjes, Mijn dierenboekje [sic!] en Op de boerderij. In 1960/61 worden Onze vriendjes, Mijn dierenboek en Op de boerderij nieuw uitgebracht. Gaat het hier om dezelfde boeken?

De rijmpjes beperken zich tot twee, vier en zes regels. Soms is er sprake van een heel verhaal in rijmvorm (de even regels rijmen dan), zoals bij het Muizenboek.

      
 
5 kleine beertjes. Mulder 512 A [1968].

Een collector's item is een Dieren-ABC met prentjes van Klaas Pijlman [No. 1238; 1951]:
A is de Adelaar,
vogelen-koning;
hoog op de bergtoppen,
heeft hij zijn woning
[…].
W is de Wolf.
X is een letter
IJ is de IJsbeer,
Z is de Zebra.

     
Roodkapje, Mulder No. 935 B [1967/1968].
 

Uit een titel als Mijn leukste platenboek [1960/61; 64 pagina's, “speciaal voor kleuters”] is op te maken, dat het allereerst om de prenten en plaatjes ging in deze kijkboeken. De rijmpjes en vaak moraliserende versjes erbij waren mooi meegenomen.

Achter in de jaren zestig verschijnen twee bijzondere serie.s. Het zijn de 5 jonge/kleine dieren-/indiaantjes enz.- boeken, die uitgestanst werden en een gespiraliseerde rug kregen, en een vervolgserie 10 kleine/vrolijke hondjes/poesjes/mooie vlinders/leuke vogeltjes - boeken.

Ook zijn er nieuwe sprookjesboeken, getekend door Nans van Leeuwen: No. 935 [1967/68] kent vier dessins: Roodkapje, De Gelaarsde Kat, Sneeuwwitje en Assepoester. Een reis door sprookjesland [No. 3935; gebonden, formaat 15 x 30 cm.] stamt uit 1968/69.

De laatste boeken die ik tegenkwam zijn geheel voor de jongste leeftijd bedoeld. No. 7501 [1968/69], de 4-delige serie „Ontdek je wereldje, Kijk me eens aan, is voor kleuters: “alle bekende dingen uit de kleuterwereld kunnen met de vingers worden herkend”. No. 2513 [1969/70], Mijn leukste/mooiste platenboek, is bestemd voor “onze kleintjes”.

Tot in de jaren negentig heeft Clinge een bestseller in de Mulder “Klassieken”, zoals de dan heel bescheiden Mulder-folder uit 1991 vermeldt: naast de ABC-boeken van Rie Cramer pronken Kabouterstad [No. 4225] en het Muizenboek [No. 4260]. De heruitgave van het laatste boek in 1982 kreeg in 1991 de vijfde druk, volgens de Brinkman. Overigens is niet duidelijk, of Kabouterstad ook van Clinge Doorenbos is. 

Kleinkunstenaar

In 1989 verscheen Querido's De hele Bibelebontse berg, De geschiedenis van het kinderboek in Nederland & Vlaanderen van de middeleeuwen tot heden. Er is geen plaats ingeruimd voor Clinge Doorenbos in het lijvige boek van meer dan 700 pagina's. In het hoofdstuk Het kinderboek in de reclame worden de twee delen Piet Stuifzand (1928 van Van Nelle) niet genoemd, maar aan het boek kleeft het bezwaar dat meer kinderboekenauteurs worden doodgezwegen of over het hoofd gezien, zoals de overbekende Hilversummer Jaap ter Haar [van de serie Saskia en Jeroen; noot 11].

Piet Hein Honig nam Clinge Doorenbos op in Acteurs- en kleinkunstenaarslexicon, 3200 namen uit 100 jaar Nederlands toneel: schreef gedurende 60 jaar duizenden gelegenheidsdichten. In augustus 1942 waren het al ongeveer 6000 kleinere en grotere literaire mis-daden in de kranten met een totaal van 180.000 regels. En als het van mij afhangt, blijf ik nog een poosje recidivist [Zingend door het leven p. 92].

Vermakelijk is de visie van Greshoff in Rebuten (1937). Hij bespreekt daarin een uitgave van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, getiteld Handbook of the Netherlands and Overseas Territories. Het hoofdstuk „Art and Literature., waarin Clinge Doorenbos kennelijk voorkomt, hoort volgens Greshoff op de “vuilnisbelt” thuis. Wellicht had men de musische fenomenen Jan van dijk en Clinge Doorenbos beter voor binnenlandse consumptie te Epe en Bussum kunnen bewaren, is zijn commentaar [pag.188]. Het is duidelijk dat Clinge in de literaire handboeken bijna niet voorkomt. Knuvelder noemt hem in zijn Handboek tot de geschiedenis der Nederlandse letterkunde, deel 4, “een navolger” van Speenhoff. Strengholt (de latere hoofdredacteur van De Telegraaf) geeft in het Astra-interview in 1926 duidelijk zijn plaats aan. Hij typeert hem als artistieke kruising en totaalproduct, dat Nederland niet eerder kende. We hebben meer levensliederaars in Nederland: we hebben Koos Speenhoff, Lou Davids en we hebben Jean Louis […]. Clinge Doorenbos heeft van ieder iets, toch anders als alle anderen. Hij bezit Speenhoff's innigheid, Koos' warme menselijkheid, die “ 't Broekje van Jantje“ en zoveel andere ontroerende brokjes leven-op-rijm wist te scheppen; hij heeft de humor waarmede Davids door de goden is gezegend, en hij deelt met Pisuisse zijn slagvaardigheid en ongemeene flair om elk publiek te kunnen pakken.

In het sinds 1931 door Martinus Nijhoff uitgegeven Wie is wie? wordt Clinge Doorenbos vanaf de derde druk van 1935 opgenomen, met ook de vermelding van reclame-adviseur. De zesde [en laatste] druk van 1956 vermeldt zelfs: recl. adv., folders, propagandateksten.

Als voorbeeld geef ik hier de uitnodiging van 4 maart 1936 van modehuis “Augras”: Flip Hamers tekende ook de overzijde van de Brinklaan in Bussum met het voormalige gemeentehuis en de Vituskerk.

Het Lectuur-Repertorium (1952) schrijft van Clinge Doorenbos: journalist, conferencier, dichter en zanger van levensliedjes. Schreef aardige poëzie en verhalen voor kinderen en noemt daarvan De avonturen van Piet Stuifzand en de J.K. Schiele-boeken. In het Supplement (1968) staan nog ABC prentenboek, Mijn cijfer prentenboek en Mijn klokkenboek vermeld - de drie boeken die ook in de Brinkman van 1964 voorkomen.

In een enkele encyclopedie treffen ze hem aan, zoals de Grote Winkler Prins , 8e druk (1980) en 9e druk (1991). Clinge Doorenbos staat in het Prisma Lexicon van Nederlandstalige auteurs (1984) en ook het Winkler Prins Lexicon van de Nederlandse Letterkunde (1986) nam hem op. 

Actief tot het einde

Nog in 1954, vijftig jaar nadat hij onder de wapenen werd geroepen en het jaar dat hij zeventig werd, trad Clinge op in Kamp Laren voor de lichting van toen, maar ook een aantal militairen van weleer was er komen opdagen. Tien jaar later, bij het gouden huwelijksfeest in 1964, werd hij tot ereburger van Naarden benoemd. De Rotary Club Afdeling Bussum gaf dat jaar een kleine verzamelbundel van bekende liedjes uit, getiteld Twee woorden.…
Daarmee werden bedoeld de woorden „dankbaarheid. en „bewondering.. Dankbaar om een vriend, die talent tot het scheppen van geestige en gevoelige strofen zowel als voor vriendschap heeft. En bewondering voor zijn werk, zijn spiritualiteit en zijn persoonlijkheid, zo lezen we in het voorwoord. In het bundeltje met 30 verzen staan weer bekende nummers als Niet voor niets geleefd, Moeder en Paasgepeins. Nieuwere bijdragen zijn Voor mijn kleinzoon Jankees Post en Voor mijn Kleinkinderen Geniet!:

      
Tekening Clinge Doorenbos van Bernard
van Vlijmen, 1957 (uit 'Twee woorden')
 

Och, als heel de wereld nog jong is,
En ieder idee een succes,
Als iedere bloem nog een roos is,
Elk meisjes een kleine prinses…
Wijd open je hart en je ogen,
Dat Leven, dat wordt je gegund,
Toe, laat dan je tijd niet voorbij gaan;
Geniet toch zoveel als je kunt!

In juni 1971 overleed Mevrouw Clinge Doorenbos-de Blécourt. Een rijk en werkzaam leven werd afgesloten, schreef Willem Brandt in het Goois Nieuwsblad van 14 juni 1971.

      
 
Koningin Juliana op wekbezoek in 't Gooi, juni 1974. In het Raadhuis te
Naarden ontmoette zij Clinge Doorenbos.

In 1974 werd Clinge 90 jaar. Hij bruiste nog van vitaliteit (de motor draait nog, maar 't chassis begint te roesten), en gaf de journalist van het Goois Nieuwsblad ook toen nog korte dichterlijke impressies over datgene wat we zojuist aan het bespreken waren.
Het gedicht Negentig! besloot hij met de regels:
Negentig! Mijn wapenspreuk is:
Oud te worden is een gunst,
Maar daarbij moet je bedenken:
Oud te zijn, dat is een kunst.

Clinge Doorenbos overleed op 11 mei 1978 in het zorgcentrum „De Schutse. in Bussum. Al op 15 februari hadden dagbladen gemeld dat hij was overleden. De volgende dag reageerde hij publiekelijk [noot 12]:
Toen ik onlangs overleed
Toch ben ik gezond gebleven
En leef voor zover ik weet.
„k Ben van achttien vier en tachtig
Dus betrekkelijk niet oud
Elke middag tegen zessen
Vraag ik: staat de Bokma koud?

De crematie vond plaats op 16 mei 1978 op Daelwijck in Utrecht. De urn kreeg een plaats in het familiegraf op de Algemene Begraafplaats van Naarden aan de Brediusweg. 

Tenslotte

Het fenomeen Clinge Doorenbos als kleinkunstenaar is allang niet meer bekend bij de jongste generatie. Maar tegen het prentenboek, waarvan hij er meer dan honderd maakte, wordt vandaag de dag gelukkig heel anders aangekeken. Boeken met plaatjes zijn lange tijd gezien als iets fouts. Plaatjes zouden lezers lui en dom maken en bovendien hun verbeelding inperken.

Piet Mooren, docent kinder- en jeugdliteratuur, promoveerde op 26 juni j.l. aan de universiteit van Tilburg met de dissertatie Het prentenboek als springplank, Cultuurspreiding en leesbevordering door prentenboeken. Schreef Annie M.G. Schmidt ooit al dat de weg naar het Stedelijk Museum begint bij de prentenboeken, ook in de optiek van Mooren zijn ze een opstap je naar de literatuur en de beeldende kunst, maar er is meer: de combinatie tekst en beeld kan kinderen ook helpen om schoolvakken beter te begrijpen. Mooren: “Kinderen die royaal met prentenboeken in aanraking komen, boeken betere resultaten op toetsen voor begrijpend lezen, woordenschat, rekenen en het non-verbale deel van de intelligentietekst”.

Prentenboeken kunnen bij (de malaise van) het leesonderwijs gebruikt worden en vooral ook rendement opleveren bij de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen: “Naast cognitieve kennis draait het in een goed prentenboek vaak ook om emotionele problemen, om grote thema's in een kleine vorm. Net als poëzie is het prentenboek kort en bondig en kan het in korte tijd op een aansprekende manier iets moois neerzetten. Zo kunnen allochtone kinderen die het Nederlands nog niet goed beheersen of kinderen met leesproblemen via een prentenboek toch op hun eigen niveau een verhaal over levensproblemen lezen”.

Volgens Mooren past het prentenboek bij de “beeldcultuur”, waarin de kinderen heden ten dage opgroeien.

Het heeft in het verlengde hiervan dan ook een enorme ontwikkeling doorgemaakt, met steeds meer aandacht voor de specifieke taal en mogelijkheden van het beeld. “Prentenboeken kun je zien als de herauten van de beeldcultuur en de nieuwe media”, besluit Mooren het interview, dat Anita Twaalfhoven hem afnam [Trouw 22 juli j.l.]. 

Noten

  1. Het artikel over Feith, Geestig journalist en schrijver van gezonde, frisse jongensboeken verscheen in TVE 17e jrg. nr. 3 september 1999, p.157-179.
  2. Over Jenne Clinge Doorenbos, zie Garmt Stuiveling, Kroniek van een hartstochtelijk leven. In: Acht over Gorter, Een reeks beschouwingen o.red.v. Garmt Stuiveling. Querido Amsterdam 1978. De andere vrouw in het leven van Gorter was Ada Prins. Stuiveling eindigt zijn relaas: “Bij de crematie op Westerveld waar de kist, gedekt met de rode vlag, gevolgd werd door vrienden, arbeiders, kunstenaars en politici, zagen Ada en Jenne elkaar voor het eerst. – ”
  3. Zie hoofdstuk twee van Zingend door het leven, Amsterdam Strengholt [1948]. Niet nader aangegeven citaten, cursief aangegeven, komen uit deze autobiografie.
  4. Astra 3e jaargang No. 9 maart 1926, p.2017 vlgg.: A.J.G. Strengholt Op bezoek bij Clinge Doorenbos, den apostel der blijmoedigheid.
  5. Bv. op een Diligentia-avond in Den Haag over De Haagse kuitist (hoofdstuk 14). Zie ook p.172/3, waar hij in de pauze even een gedicht op Piet Hein, die juist 350 geleden geboren was, schrijft. Hoe gemakkelijk het allemaal ging lezen we op p.163: “Tussen neus en lippen door geniet ik van mijn diner. De overige tijd besteed ik aan het stenograferen, op rijm zetten en parodiëren van het gesprokene en zo, als we na het diner in de andere zaal op het podium staan, krijgt het gezelschap de gehele maaltijd, dat is te zeggen de speeches, gezongen terug […]. Terwijl ik er mee bezig ben, volg ik met gemak gesprekken om mij heen en neem er aan deel.”
  6. Janssen (1860-1927), directeur van de Senembah-tabaksonderneming, was medeoprichter van het Koloniaal Instituut. Hij was filantroop, schonk na de spoorwegstaking in 1903 een deel van het oprichtingskapitaal van een coöperatie van havenarbeiders Het Franse Veem, dat tot ca. 1970 heeft bestaan. Hij woonde op villa Klein Cruysbergen naast het Walden van Van Eeden en steunde deze landbouwcommune en met name Martha van Vloten persoonlijk.
  7. In Zingend door het leven p.77 houdt Clinge het op de geboorte van Janjaap. Hij geeft het verhaal daar niet in chemisch-zuiver Nederlands, maar min of meer phonetisch [in het “Kattenburgs”] weer. Op grond van de datering der inscriptie moet de rammelaar volgens dochter Sophie voor haar bestemd zijn. Daarom volg ik de “traditionele” lezing van het verhaal uit Cor Dokter (1947).
  8. Nog een voorbeeld is het vaderlandse zangspel van verbeelding „De jonge Willem Barendsz.. (1917/1918), waarin Feith de rol van de oude Willem Barendz. speelde. Clinge zelf noemt nog een amateur-operette voor “Onze Vloot”, welk laatste kunstwerk wij o.a. in het Rembrandt-theater in Amsterdam in tegenwoordigheid van Z.K.H. Prins Hendrik opvoerden [Zingend door het leven, p.174].
  9. Zie verder mijn artikel over Ivans in Conctactblad Historische Kring Bussum Jrg.15 nummer 1 mei 1999, p.19-32.
  10. Speenhoff, Daar komen de schutters p. 73: “Tien jaren lang werkte ik mede aan de Telegraaf als dichter en als oorlogsleuteling tot ik op eens in mijn werk vervangen werd door Clinge. Ik had hem wel willen narcotiseren van woede […]. Maar de tijd heelt alles. Nu lees ik met genoegen zijne tijdrijmen, die hij zelf „huisvlijt. noemt.” Speenhoff keek in 1943 met ongeduld naar een boek van Clinge uit: “Dat boek móet komen. Ga nu tikken en pennen als je wil. Nacht en dag en mest ons met je boert en luim […]. Je kùnt het grappige boek maken. We hebben het broodnodig. We snakken naar iets grappigs. Vertel ons alle je nachtelijke invallen en uitvallen. Dat het fatsoenlijk moet blijven behoef ik niet voor te schrijven. In niet een van je liedjes en rijmpjes vond ik iets diagonaals of schuins. Je bent de verpersoonlijking van de avond waarbij je dochter mee kan komen […]. Clinge is dè gezelschapszanger, dè bard die men tot in alle kringen kan doen optreden.”
  11. Van de vijftig Gooise kinderboekenschrijvers van de tentoonstelling (zie inleiding) komt meer dan de helft niet in De hele Bibelebontse berg voor. Van Hans de la Rive Box, de Gooise veelschrijver die aan de wieg van de 270 kwartjesboeken van uitgeverij Helmond stond, worden alleen twee titels vermeld. Jan Feith wordt genoemd “een waar dubbeltalent: als Kris [lees: Chris] Kras Kzn. genoot hij een zelfstandige bekendheid, vooral met zijn zwartjes die er mogen zijn.

Gebruikte bronnen

  • A.J.G. Strengholt, Op bezoek bij Clinge Doorenbos, den apostel der blijmoedigheid! In: Astra 3e jaargang No. 9 maart 1926, p.2013-2021.
  • Wie is wie? Biografische gegevens. Martinus Nijhoff Den Haag 1935 (3e dr.) – 1956 (6e dr.).
  • J. Greshoff, Rebuten [“onbestelde” brieven]. Querido 1937 [oorspronkelijk verschenen als column in Den Gulden Winckel], p.167-193 Aan een buitenlands belangstellende.
  • J.H. Speenhoff, Daar komen de schutters! A.A.M. Stols Den Haag 1943.
  • Cor Dokter, Flick-flack. Anecdotes en verhalen uit het Nederlandse variété-leven. Met foto.s, en tekeningen en „penseelstreken. van Roland Wagter. Loek Hengelo 1947.
  • Hans de la Rive Box, Bonte Parade, Een revue van bekende Nederlandse radiosprekers en artisten. Jacob van Campen Amsterdam [1948].
  • Lectuur-Repertorium, Auteurslijst bevattende 23000 bio-bibliografische nota's […]. Algemeen Secretariaat voor Katholieke Boekerijen. Antwerpen/Tilburg 1952. Supplement 1968.
  • Clinge Doorenbos vijftig jaar dichter-zanger. In: EVA 15e jrg. No. 9, 1 maart 1958.
  • Willem Brandt, In Memoriam Mevr. Clinge Doorenbos-de Blécourt. Goois Nieuwsblad 14 juni 1971.
  • Goois Nieuwsblad 31 mei 1974: Clinge Doorenbos, weldra 90, ondanks zijn leeftijd bruisend van vitaliteit [anoniem].
  • Marcus van der Heide, Bussum door schrijversogen. Bussum [Gooibergpers]1984.
  • Josien Moerman, Lexicon Nederlandstalige auteurs. Prisma 2158, 1984.
  • Hun laatste rustplaats. Kerkhofgids van schrijvers, acteurs, schilders […]. Baarn, Bosch & Keuning 1984.
  • Piet Hein Honig, Acteurs- en kleinkunstenaarslexicon, 3200 namen uit 100 jaar Nederlands toneel. Diepenveen 1984.
  • Winkler Prins Lexicon van de Nederlandse Letterkunde 1986.
  • Marcus van der Heide, Wereldoorlog II en Bussum in de letterkunde (I). In: Contactblad Historische Kring Bussum, Jaargang 10, nummer 3 december 1994, p. 107/108.

Met dank aan
Mevrouw S. Post-Clinge Doorenbos, Joan Swaving-Dijkstra, Janneke van der Veer [van BoekenPost Tijdschrift voor de liefhebber van boeken, prenten, strips en boekcuriosa], Frits Booy [van Stichting Geschiedenis Jeugd- en Kinderliteratuur], en verder nog Historische Kring Bussum, Letterkundig Museum Den Haag en Stichting Kinderboek Cultuurbezit Winsum (Groningen).