Brinklaan, Het viaduct
Guusje Hent
Klik hier voor de PDF versie van dit artikel
De afbeeldingen zijn aanklikbaar voor vergroting
Oorspronkelijk boog de Brinklaan, ook na de aanleg van de spoorweg, aan het eind van het dorp rechtsaf en ging daar via een spoorwegovergang over in de Nieuwe Hilversumseweg en vervolgens in de Bussummergrindweg. Toen het verkeer steeds drukker werd, was een gelijkvloerse kruising niet langer houdbaar. In 1927 werd daarom begonnen met de aanleg van een viaduct. De Brinklaan werd er vanaf de Koningin Wilhelminaschool voor opgehoogd. Het was voor die tijd een belangrijk werk. Zo belangrijk zelfs dat, volgens het Amersfoortsch Dagblad van 21 september 1929, de jaarlijkse excursie van het Nederlands Wegencongres naar Bussum ging om het viaduct te bewonderen.
![]() |
![]() |
|
De oorspronkelijke spoorwegovergang met baanwachtershuisje aan het einde van de Brinklaan in 1914. Rechts gaat de weg over in de Bussummergrindweg, richting Hilversum |
Aan de linkerzijde van het viaduct werd een plantsoen aangelegd met gemetselde bloembakken. Daarin werd een bank geplaatst die burgemeester De Bordes in 1932 van de burgerij had gekregen ter ere van zijn twaalfenhalf-jarig ambtsjubileum. Om het plantsoen te onderhouden werd er een gebouwtje met een rieten puntdak neergezet om het tuingereedschap in op te bergen. Het gebouwtje werd in 1967 door brand verwoest en niet herbouwd. Ook de bank is bij de herinrichting van het parkje spoorloos verdwenen.
Nu loopt er op die plaats een modderig pad dat gebruikt wordt als short cut tussen het station en de achterliggende wijk. Tussen het hoge gras kun je nog wel de gemetselde bloembakken herkennen.
![]() |
![]() |
|
Het viaduct in 1969, met op de achtergrond de flats aan De Sparren en Antoniushove. Links is nog de Koningin Wilhelminaschool te zien, die een paar jaar later zou worden afgebroken.
|
Een fluitsonate als liefdesbrief, componist Dick Kattenburg in Bussum
Eric Bor
Klik hier voor de PDF versie van dit artikel
De afbeeldingen zijn aanklikbaar voor vergroting
De fluitiste Eleonore Pameijer richtte in 1996 de Leo Smit Stichting op. Deze stichting was vernoemd naar de Nederlandse componist en pianist Leo Smit van Portugees-Joodse afkomst, die in 1943 in Sobibór werd vermoord. De stichting heeft tot doel werken van componisten, die tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn vervolgd, weer onder de aandacht van het publiek te brengen.
![]() |
|
Gezin Kattenburg |
Sonate
In 2002 ontving Eleonore een muziekmanuscript met een briefje van de 82-jarige Ima van Esso, een Joodse fluitiste die in de jaren dertig van de vorige eeuw menig jongenshart sneller deed kloppen en die Auschwitz had overleefd.
Het was een sonate die de jonge Joodse componist Dick Kattenburg drie jaar voor de oorlog voor haar had gecomponeerd. Dick was in 1944 door de nazi’s vermoord en Ima had zich er nooit toe kunnen brengen de sonate te spelen. Zij vond dat de partituur bij de Leo Smit Stichting in goede handen was. Toen ze enige tijd later een geluidsopname van de sonate ontving en beluisterde, moest ze huilen. ‘Nu snap ik het pas, het was een liefdesbrief!’
Toen de dochter van Dicks zus Daisy, Joyce Bergman-van Hessen, in 2004 de aankondiging van een concert met de fluitsonate van haar oom Dick Kattenburg op internet vond, herinnerde zij zich een doos met bladmuziek uit de nalatenschap van haar moeder. Ze gaf de doos met meer dan dertig composities mee aan Ima’s zoon, dirigent Ed Spanjaard, voor de Leo Smit Stichting. Veel daarvan is inmiddels op cd verschenen en de jazzy melodieën van Dick Kattenburg worden nu overal ter wereld uitgevoerd.
![]() |
|
Dick in de achtertuin van Corverlaan 9 |
Jeugd
Dick werd op 11 november 1919 geboren in Amsterdam als zoon van Louis Kattenburg en Heleen van Tijn en had een zusje, Daisy. Louis werkte voor het textielbedrijf Hollandia-Kattenburg, dat zijn grootvader in 1909 had opgericht. In 1922 kwam er een broertje bij: Tom. Opa en oma Van Tijn hadden zich in het gezonde Bussum gevestigd en in 1926 volgde het gezin van Louis en Heleen hun voorbeeld: zij kochten het huis Maria-Elisabeth op de Corverlaan 9,1 vlak bij de Graaf Florislaan, waar opa en oma op nummer 42 (nu nummer 52) woonden.
Dick en Tom bleken heel muzikaal: Dick speelde al jong viool en Tom piano. Daisy speelde geen instrument, desgevraagd zei ze altijd: ‘Ik speel grammofoon.’ Dick kreeg vioolles van violist-componist Hugo Godron, die behalve leraar aan de Muziekschool ook privéleraar viool en compositie was. Een van de vroegst bekende composities van Dick is Valse d’amour, een jeugdig werkje in een kinderlijk handschrift. Net als zijn zus en later ook zijn broer Tom ging Dick na de lagere school naar de Gooische HBS. Vanaf juli 1933 bezocht hij waarschijnlijk in de schoolvakanties daarnaast het Collège Musical Belge, een privémuziekschool in Antwerpen. In 1936 behaalde hij zijn hbs-diploma. Een jaar later – het jaar van de fluitsonate voor de aantrekkelijke Ima van Esso – behaalde hij het diploma Théorie et Violon van het Collège Musical Belge. In datzelfde jaar verhuisde het gezin naar Rembrandtlaan 15 in Naarden.
![]() |
Huisconcert
Bij de keuring voor militaire dienst op 7 april 1938 werd Dick ingeschreven als eerstejaarsstudent scheikunde. Vermoedelijk is hij na het eerste of tweede jaar met die studie gestopt. Op 19 december 1938 verscheen in De Gooi-en Eemlander een verslag van een huisconcert bij Hugo Godron. Dick speelde onder anderen samen met zijn vriend Theo Kroeze (altviool) een duet van Mozart. Op dit concert werd ook een strijktrio van ‘Godron’s gevorderden compositieleerling’ Dick Kattenburg uitgevoerd. De recensent schreef: ‘Een vrij beknopt werk, dat reeds van opmerkelijke vakbeheersching getuigt en dat een zeer persoonlijk talent demonstreerde waarvan men de verdere ontwikkeling met groote belangstelling tegemoet kan zien.’ De partituur voor dit trio is bewaard gebleven. Er bestaat zelfs een voorblad met een tekening in inkt en waterverf, gedateerd 1938. Daarop staan de drie musici: rechts Dick Kattenburg, in het midden Theo Kroeze en met de cello vermoedelijk Anton Dresden, de latere dirigent van Toonkunst Bussum.
![]() |
Op 14 juli vond er opnieuw een muziekavond bij Godron plaats, deze keer betrof het een demonstratie van het systeem-Capet voor strijkers. Dit systeem hield een heel economisch gebruik van de strijkstok in met zo min mogelijk onnodige stokbewegingen. De Gooi- en Eemlander schreef over Dick: ‘Hij is een violist met zeer veel talent en het effectieve van de Capet-methode, door Godron nog verder uitgewerkt en toegepast, is hier wel heel duidelijk aan den dag getreden. We hebben de beste verwachtingen van de verdere studie van Dick Kattenburg.’ Waarderende woorden waren er ook voor zijn begeleidster: ‘Mejuffrouw Itia Wahlburg-Schmidt, pianiste te Utrecht, leerlinge van Enderle, heeft uitmuntend begeleid: vooral in de subtiele Mozart-Sonate viel haar prachtig toucher op.’ Later zou Dick bij Ytia Walburgh Schmidt (haar naam werd in de krant verkeerd gespeld) in Utrecht onderduiken.
![]() |
|
Dick geschilderd door Theo Kroeze (gebruikt op cd-hoes) |
Studie in Den Haag
Dick was van plan zijn vioolstudie in het najaar van 1939 te vervolgen in Parijs aan de École Normale bij een leerlinge van de beroemde Lucien Capet, maar zag daar wegens de oorlogsdreiging vanaf. Hij zette zijn studie voort in Den Haag, onder leiding van de componist Willem Pijper. In augustus 1940 overleed zijn vader aan angina pectoris. Zijn zus Daisy trouwde in januari 1941, waarna haar echtgenoot bij het gezin introk. In dezelfde maand moesten alle Joden zich melden voor registratie. Het lukte Dick zijn studie af te ronden: hij slaagde voor het Staatsexamen theorie en viool en behaalde ook een lesbevoegdheid. Zoals blijkt uit een advertentie in Het Joodsche Weekblad van 5 september 1941, begon hij ook vioollessen te geven in de ouderlijke woning op
Rembrandtlaan 15. In die tijd schreef hij onder andere een Novelette voor piano, opgedragen aan een zekere Rita. Waarschijnlijk is dat zijn nicht Rita Kattenburg, een Bussumse viooldocente met wie hij regelmatig samenspeelde.
Jodenvervolging
Vanaf 1942 begon de Jodenvervolging manifest te worden. Alle Joden moesten een ster dragen, overal doken bordjes ‘Voor Joden verboden’ op en niet lang daarna begonnen er ’s avonds razzia’s in Amsterdam. Mannelijke familieleden uit Amsterdam kwamen vaak ’s avonds naar de Rembrandtlaan, omdat het daar veiliger leek. Vanaf de zomer van 1942 nam Dick compositieles bij Leo Smit in diens huis in Amsterdam, maar dit werden al spoedig schriftelijke lessen, omdat ontmoetingen te gevaarlijk werden. Ze stuurden manuscripten over en weer – waarschijnlijk per koerier – waarin Smit bijvoorbeeld aantekende ‘cello en bas klinken nadrukkelijk genoeg, trombone daarentegen als een stier in de porceleinkast’. Toen de geruchten over razzia’s ook Naarden bereikten, sliepen Dick en Tom bij de zenuwarts dr. Schotman in zijn villa Brinklaan nummer 61 (nu 71). Dicks vriend Frans LeCoultre had voor dit schuiladres gezorgd. Niet lang daarna dook Dick onder bij zijn vriendin Ytia Walburgh Schmidt, die met haar moeder en een jongere zuster in Utrecht woonde. Dit was waarschijnlijk al voordat alle personeelsleden van Hollandia-Kattenburg in november 1942 met hun gezinnen op transport waren gesteld.
![]() |
|
Hoes tweede cd |
Besef van Joodse identiteit
Voor Dick betekende deze confrontatie met zijn Joodse achtergrond, waar hij nooit zo erg mee bezig was geweest, een bewustwording. Hij begon Hebreeuwse melodieën te arrangeren, die hij voor de veiligheid als Palestijns, Roemeens of Mexicaans aanduidde. Hij signeerde de werken met schuilnamen, bijvoorbeeld C.J. van Assendelft van Wijck en KvD, ook wel K. van Drunen of K. van Dunsen. Van oudere composities knipte hij zijn naam weg. Een compositie voor viool en piano gedateerd december 1942 is opgedragen aan YCWS (=Ytia) en gesigneerd KvD. In Utrecht bleef Dick in 1943 doorgaan met componeren. Hij is om onbekende reden op een gegeven moment weggegaan bij Ytia en ondergedoken bij Jeanne Coolsma op Oudegracht 147 in Utrecht.
Gearresteerd
Dick werd in eind april of begin mei 1944 vermoedelijk bij een razzia in een bioscoop gearresteerd. Op 8 mei schreef hij een briefje vanuit Westerbork, dat zijn nichtje Joyce nu in bezit heeft. Nog geen twee weken later werd hij op transport gesteld naar Auschwitz. Wanneer hij daar is omgekomen of vermoord is onbekend. Zijn overlijdensakte geeft als plaats Midden-Europa en als sterfdatum 30 september 1944 aan, maar dat is vermoedelijk de datum waarop zijn overlijden werd gemeld.
Op het hoesje van de cd D.K. Stolen Melodies staat het schilderij afgebeeld, dat Theo Kroeze van zijn vriend Dick Kattenburg maakte. De in 1916 geboren Kroeze werd een bekende schilder, tekenaar en aquarellist en overleed in 1988.
Bronnen
- Carine Alders, Dick Kattenburg, Amsterdam 1919-Midden-Europa 1944 op dockplayer.nl
- Wim de Vries en Jochem van der Heide, Dick Kattenburg op website Leo Smit Stichting
- Auteur onbekend, De Liefdesbrief, op website Leo Smit Stichting
- Gemeentearchief Bussum
- Aantekeningen van Daisy van Hessen-Kattenburg
- Mondelinge informatie van Joyce Bergman-van Hessen
Noot
- Toevallig is dat het huis waarin ik sinds 1987 woon. E.B.
Een paar onrustige oorlogsdagen,
Naarden en Bussum tijdens de April-Meistakingen van 1943
Christiaan Stam
Klik hier voor de PDF-versie van dit artikel
De afbeeldingen zijn aanklikbaar voor vergroting
Tijdens de Tweede Wereldoorlog is driemaal gestaakt als openlijke uiting van verzet tegen de bezetter: de Februaristaking van 1941, de April-Meistaking van 1943 en de Spoorwegstaking van 1944-1945. De grootste (wat het aantal stakers betreft) en bloedigste (wat de reactie van de bezetter betreft) was de April-Meistaking van 1943. Gezien het belang van deze staking voor het verdere verloop van de oorlog, verdient deze meer aandacht. In Naarden en Bussum is in 1943 het werk niet neergelegd, maar dit betekent niet dat de stakingen ongemerkt voorbij zijn gegaan. In dit artikel verslag van een paar onrustige oorlogsdagen.1
![]() |
|
Bekendmaking in De Gooi- en Eemlander van 30 april 1943 |
Oproep Nederlandse soldaten
Door grote verliezen van de Duitsers aan het front (Stalingrad, Noord-Afrika) ontstond in het voorjaar van 1943 een groot tekort aan fabrieksarbeiders in Duitsland. Om de oorlogsindustrie draaiende te houden, werden alle Nederlandse soldaten die in mei 1940 met verlof waren gestuurd, op 29 april 1943 opgeroepen om zich onmiddellijk te melden voor de arbeidsinzet. Deze maatregel betrof 300.000 oudmilitairen.2
De oproep leidde in Twente meteen tot grootschalige stakingen, al snel gevolgd door stakingen in het hele land.3 Voor de Duitsers kwamen de stakingen volkomen onverwacht en uit angst dat de onrust zou overslaan naar andere landen moesten deze zo snel mogelijk worden onderdrukt. Nog dezelfde dag werd het politiestandrecht afgekondigd (eerst voor enkele provincies, later voor heel Nederland): iedereen die de openbare orde verstoorde, zou standrechtelijk worden veroordeeld en geëxecuteerd.
Vrijdag 30 april
Door het hele land legden ongeveer 500.000 mensen deze dag het werk neer. In de Gooi- en Vechtstreek werd vooral gestaakt in Weesp, verder in enkele bedrijven in Hilversum, Blaricum en Laren. In Amsterdam werd nauwelijks gestaakt.4
Een van de maatregelen die de Duitsers namen, was uitbreiding van de avondklok. Iedereen moest van 8 uur ’s avonds tot 6 uur ’s ochtends binnen blijven en deze maatregel diende ‘met de meeste gestrengheid’ te worden gehandhaafd. Als instructie voor de handhaving bij ongeregeldheden kreeg de politie de opdracht om geen waarschuwingsschoten te lossen, ‘doch onmiddellijk raak te schieten, zonder aanzien des persoons’.
![]() |
|
Aankondiging politiestandrecht in De Gooi- en Eemlander van 1 mei 1943 |
In Naarden ging de politie voortvarend te werk. Kort na het ingaan van de avondklok werden 19 mensen aangehouden en opgesloten op het bureau. Ook in Bussum rapporteerde de politie dat het publiek ‘slechts aarzelend’ gehoor gaf aan de nieuwe maatregel. Vier extra agenten werden opgeroepen voor de handhaving. Maar vanwege een (mislukte) aanslag op Gerrit Jan Zwertbroek5 had de politie de rest van de avond zijn handen vol aan de zoektocht naar de aanslagplegers. Op last van de Ortskommandant werd de avondklok daarom gehandhaafd door Duitse militairen, die in totaal 9 personen arresteerden.
Zaterdag 1 mei
In de nacht van vrijdag op zaterdag kreeg de politie van Naarden en Bussum de opdracht om ter afschrikking in hun gemeente honderden aanplakbiljetten met de afkondiging van het politiestandrecht op te hangen. Bovendien werd de plaatselijke politie onder verscherpt toezicht gesteld. Iedere drie uur moest gerapporteerd worden aan de Duitse politie in Amsterdam.
In de loop van de dag werden de arrestanten van vrijdag weer vrijgelaten. In Naarden moest 5 gulden boete worden betaald, wat een effectieve straf bleek te zijn, want in de dagen die volgden werd de avondklok in Naarden over het algemeen goed nageleefd. Dit gold niet voor Bussum, waar op zaterdagavond na spertijd nog veel mensen buiten waren. In totaal werden die avond 35 personen door de politie aangehouden. Vanwege het grote aantal werden zij naar de Ortskommandantur in Mariënburg aan de Brinklaan gebracht, waar ze met z’n allen werden opgesloten in een kamer zonder stoelen of banken. Voor straf moesten ze de hele nacht blijven staan, wat nauwlettend door een Duitse soldaat werd gecontroleerd.6
Zondag 2 mei
Op zondagochtend werden de Bussumse arrestanten overgebracht naar de kleine zaal van Concordia aan de Graaf Wichmanlaan, alwaar zij een sobere maaltijd kregen. Aan het eind van de middag werden ze allemaal naar huis gestuurd. De grote groep arrestanten zorgde de hele dag voor onrust op straat, vooral in de buurt van Concordia. Er werden 22 personen aangehouden en opgesloten: twee vanwege ‘overtreding van het standrecht’ en twintig vanwege ‘ongeoorloofde handelingen’. Hoewel de politie inmiddels opdracht had gekregen om arrestanten onmiddellijk naar de Sicherheitsdienst (SD) in Amsterdam te brengen, werden alle arrestanten een paar uur later alweer vrijgelaten, ook de twee die vanwege overtreding van het standrecht waren opgepakt. Dit was tegen de Duitse instructies en vooral de laatste twee mochten hiermee, gezien de zware sancties (doodstraf), van geluk spreken.
Diezelfde avond werden in Bussum nog eens 21 personen opgepakt vanwege overtreding van de avondklok. Nu werden de instructies van de Duitsers wel opgevolgd. Omstreeks middernacht werden de arrestanten onder begeleiding van drie agenten in een vrachtwagen van Banis naar het hoofdkantoor van de SD in de Euterpestraat (tegenwoordig Gerrit van der Veenstraat) in Amsterdam gebracht.7
![]() |
|
Aanplakbiljet met bekendmaking doodvonissen vanwege deelname aan een staking en vanwege passief gedrag |
Maandag 3 mei
Om half vier kwam het transport, inclusief de arrestanten, terug uit Amsterdam. Vanwege het grote aantal arrestaties was in Amsterdam geen plek meer voor de groep uit het Gooi. Terug in Bussum werd men, vanwege ruimtegebrek, opgesloten in de gang van het bureau. Om zes uur werd de hele groep ontslagen.
Inmiddels waren door het hele land tientallen stakers standrechtelijk geëxecuteerd. Ter afschrikking werden de lijsten met terdoodveroordeelden gepubliceerd in kranten en op aanplakbiljetten. Dit leek te werken, want door het hele land gingen de meeste stakers op maandag weer aan het werk. Ook in Naarden en Bussum leek de rust weer te keren en rapporteerde de politie aan de Duitsers in Amsterdam dat er geen bijzonderheden waren en dat ‘in deze gemeente het werk normaal plaats vindt’.
Dinsdag 4 mei
De volgende ochtend was het onrustig bij de firma Gorel en Kuilenberg, groothandel in groenten en fruit aan de Laarderweg. De Duitsers dreigden dat de kooplieden, die in groepen bij elkaar stonden, vanwege het samenscholingsverbod ‘onvoorwaardelijk zouden worden neergeknald’. Ter bescherming van de kooplieden tegen de Duitsers, verzocht de groothandel ondersteuning door de politie, een verzoek dat opmerkelijk genoeg werd gehonoreerd.
Die avond waren weer meer mensen buiten. In Naarden werden vier personen opgepakt, in Bussum elf. Van de Naardense arrestanten zijn ook de processenverbaal bewaard gebleven en daardoor weten we iets meer over de omstandigheden van hun arrestatie. Alle arrestanten kwamen uit het Schapenmeentkwartier (Keverdijk) en bevonden zich in hun eigen tuin. Twee stonden met elkaar te praten, één harkte de tuin aan en één gaf de bloemen water. Tezamen werden zij naar de Turnhal in Amsterdam (tegenwoordig theater De Krakeling) gebracht voor berechting door de SD. Een van de arrestanten uit Naarden werd weer naar huis gestuurd, de overige 14 werden veroordeeld tot een (kort) verblijf in Kamp Vught.8 De laatsten keerden op 20 mei weer terug in Naarden en Bussum. ‘Van allen was het haar kortgeknipt. Zij hebben zich erg verveeld daar zij niets mochten doen. Met 50 man werden zij in een barak geborgen. Het eten was knap, doch niet overvloedig: 4 sneetjes brood, zij kregen er wel eens kaas of worst bij, en dan voor middagpot koolsoep of zo.’9
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lijst 14 arrestanten van 4 mei 1943 in Naarden en Bussum die veroordeeld werden tot verblijf in Konzentrationslager Herzogenbusch (Kamp Vught) |
Naarden-Bussum: 150 arrestaties
Met de arrestaties van 4 mei kwam een einde aan de onrust in Naarden en Bussum. In de dagen die volgden werden nog wel enkele arrestaties verricht, maar niet meer zoveel als in voorgaande dagen. In totaal werden gedurende de April-Meistakingen in Naarden en Bussum ongeveer 150 personen aangehouden.
In een paar dagen tijd waren in het hele land 116 doodvonnissen uitgesproken, waarvan er 80 direct werden uitgevoerd. Bij handhaving van de maatregelen waren nog eens 95 mensen op straat doodgeschoten en 400 ernstig gewond. Verder zijn er vele duizenden gearresteerd, waarvan er ongeveer 1000 in Vught terecht kwamen. In Friesland en West-Brabant hielden de stakingen nog even aan, maar uiteindelijk doofde ook daar het verzet. Op 15 mei werd het politiestandrecht opgeheven.
In het algemeen werd de meedogenloze reactie van de Duitsers gezien als belangrijkste oorzaak voor het mislukken van de April-Meistakingen. De afkondiging van het politiestandrecht, de intimidatie door publicatie van de doodvonnissen en de strenge handhaving van de maatregelen hadden ook in Naarden en Bussum het voor de bezetter gewenste effect.
Toename georganiseerd verzet
Hoewel de April-Meistakingen op het moment zelf niet tot de gewenste algemene opstand leidden, droegen de gebeurtenissen wel bij aan een fundamentele verandering in de houding ten aanzien van de bezetter. Tot dit moment dachten de meeste mensen dat het ergste aan hen voorbij zou gaan. Met de oproep aan oud-militairen werd een grote groep voor het eerst zelf geraakt en met zijn niets ontziende reactie op de stakingen had de bezetter z’n ware gezicht laten zien. Hierdoor nam de bereidwilligheid om deel te nemen aan het georganiseerde verzet in de loop van 1943 en 1944 in belangrijke mate toe. Ook in Naarden en Bussum.
Bronnen
- Gemeentearchief Gooise Meren en Huizen, Politiedagrapporten van Naarden en Bussum, april-mei 1943
- Historische kranten op www.gooienvechthistorisch.nl en op www.delpher.nl
- Arolsen Archives, International Center on Nazi Persecution, www.arolsen-archives.org.
- P.J.Bouman, De April-Mei-Stakingen van 1943. ’s-Gravenhage, 1950.
- L. van der Horst, April/mei ‘43; de stakingen als keerpunt. Amsterdam, 1993
- L. de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, Deel 6, Juli ’42 – Mei ’43, tweede helft. ’s-Gravenhage, 1975
- Mies Langelaar (bewerking), Dagboek van een Naarder. Naarden, 1995
- P. Schneiders, Buitengewoon Bussum, een villadorp in benarde tijden. Bussum, 2006
- P. Wolthuis, Er hoeft er maar één te beginnen, De April-meistaking 1943. Amsterdam, 2018
Noten
- Vooral gebaseerd op politiedagrapporten van Naarden en Bussum, april-mei 1943.
- Dit betrof beroepssoldaten beneden de rang van officier. Beroepsofficieren waren reeds een jaar eerder in krijgsgevangenschap afgevoerd.
- De eerste staking was bij Stork in Hengelo.
- Bouman geeft een gedetailleerde beschrijving per provincie.
- Prominent NSB-lid. Gedurende de oorlog was hij radiopropagandist voor de Duitsers. Hij woonde in de Parklaan in het Spiegel. Op het moment van de aanslag was Zwertbroek niet thuis. Zijn vrouw werd bedreigd met een pistool, maar sloeg de aanslagplegers in het gezicht, waarop ze de vlucht namen.
- Dagboek van een Naarder. Naarden, 1995
- Voor het vervoer van grote groepen maakte de politie gebruik van vrachtauto’s van Banis, voor kleine groepen werd gebruik gemaakt van een taxi van de Postgarage op de Huizerweg.
- Van alle arrestanten zijn interneringskaarten te vinden op Arolsen-Archives.org.
- Dagboek van een Naarder, blz. 56. Naarden, 1995
Toeval bestaat niet: In memoriam Ernst Verduin (1927-2021)
Margreet de Broekert
Klik hier voor de PDF versie van dit artikel
De afbeeldingen zijn aanklikbaar voor vergroting
Ernst Verduin bracht een groot deel van zijn jeugd door in Bussum. Hij overleefde als Joodse tiener ternauwernood drie concentratiekampen. Vooral na zijn pensionering zag hij het als zijn taak om over zijn ervaringen te vertellen. ‘Dit kan en mag niet meer gebeuren en ik zal daarvan getuigen zolang ik kan.’
![]() |
|
Ernst Verduin op 18-jarige leeftijd in 1945 |
Van Amsterdam naar Bussum
Ernst Verduin werd op 22 juni 1927 in Amsterdam geboren. Zijn vader Abraham (roepnaam Albert) Verduin had samen met zijn broer Leon de Dameshoedenfabriek Gebroeders Verduin NV opgebouwd, aan de Rapenburgstraat 38-42. Albert trouwde in 1923 met Annie Vijevano. Ze kregen twee kinderen, Wanda en Ernst.
In Amsterdam zat Ernst net als zijn twee jaar oudere zusje op de lagere Montessorischool bij meneer Van Gelder.1 Toen Ernst bijna 7 jaar was, verhuisde het gezin naar de ruime tweeonder-een-kapwoning aan de Burgemeester s’Jacoblaan 56 in Bussum. Ook daar ging Ernst naar de Montessorischool, in de Busken Huëtlaan. In zijn biografie Over leven; Vught-Auschwitz-Buchenwald omschrijft hij zijn jeugd als uitgesproken zorgeloos.
Met lieve, vooruitstrevende, sociaal bewogen ouders en geweldige grootouders. Zijn ouders waren beiden Joods en hadden in Bussum een uitgebreide kring van vrienden en kennissen, van wie een deel Joods was. Ze waren niet praktiserend, beter gezegd areligieus. Onafhankelijk van elkaar hadden zij zich beiden al jong laten uitschrijven als lid van de Joodse Gemeente.
Niet gevlucht
Vanaf het begin van de oorlog in 1939 werd in het gezin regelmatig, ook met de kinderen, over het naderende onheil gesproken. Direct na de Duitse inval op 10 mei 1940 probeerde Alfred Goudsmit, directeur van de Bijenkorf in Amsterdam en goede vriend van de familie, de Verduins over te halen met hem mee te gaan naar IJmuiden waar Goudsmit een schip had geregeld om via Engeland naar Amerika te vluchten. ‘Je kunt je familie toch niet redden; dat zal je merken’, had hij gezegd. Maar Albert en Annie sloegen zijn aanbod af, mede omdat alle vier de grootouders en het personeel van hen afhankelijk waren.
Gedeporteerd
Na de lagere school gingen Ernst en aanvankelijk ook Wanda naar de IVO-school (Individueel Voortgezet Onderwijs) in Bussum. Op 1 september 1941 moest de directeur op last van de bezetter de Joodse leerlingen meedelen dat ze niet meer naar school mochten komen. ‘Dat moment gaf mij het gevoel alsof de grond onder me vandaan werd geslagen’, schreef Ernst in zijn biografie. Twee maanden later mocht vader Verduin zijn bedrijf niet meer leiden. Een verzoek te willen toetreden tot de Joodse Raad had hij geweigerd.
Op 13 april 1942 verhuisde het gezin – daartoe gedwongen door de bezetter – naar Amsterdam. In de zomer van 1942, toen alle vier de grootouders naar Westerbork waren overgebracht, werden in het gezin Verduin serieuze plannen besproken om onder te duiken. Ze zouden alle vier op een verschillend adres in Bussum terecht kunnen.
Acht dagen voordat ze de plannen ten uitvoer zouden brengen, werden zij opgepakt. Niet verraden, maar op 14 januari 1943 ‘gewoon’ opgehaald door twee Nederlandse politieagenten en een Duitse soldaat.
![]() |
Kamp Vught
Een paar dagen later werd het gezin Verduin per trein gedeporteerd naar Kamp Vught. Mannen en vrouwen werden direct van elkaar gescheiden. Het kamp was nog helemaal niet klaar, de Verduins hoorden bij de eerste groep Joden in Vught. Er was gebrek aan alles. Ernst vertelde later dat dit kamp een leerschool was voor alles in zijn latere leven en zeker voor het overleven in de kampen na Vught.
De laatste keer dat Wanda en Ernst hun vader zouden zien was in de zomer van 1943. Albert Verduin werd met een grote groep mannen gedeporteerd naar een strafkamp in de buurt van Venlo. Zijn kinderen werden op 11 september 1943 met een hele groep jongeren op transport gezet naar Westerbork, om kort daarna in veewagons naar Auschwitz-Birkenau te worden gedeporteerd.
Auschwitz
In Vught had de SS-er Franz Ettlinger hun tot in detail verteld wat hun bij aankomst in Auschwitz te wachten stond: ingedeeld worden in de rij mensen die moesten gaan werken of in de rij mensen die rechtstreeks naar de gaskamer werden afgevoerd. Wanda kwam terecht in de eerstgenoemde rij, Ernst in de laatstgenoemde. Wat toen gebeurde was een mirakel. Ernst stak rustig over naar de andere rij, ‘elke dood was minder erg dan langzaam sterven in de gaskamer’. Behalve wat gescheld van SS-ers, die wilden voorkomen dat er paniek uit zou breken, gebeurde er niets.
In Auschwitz werd Ernst geregistreerd, zijn nummer werd getatoeëerd en werd hij met een groep anderen naar het werkkamp vervoerd. Het werk dat hij daar moest doen was te zwaar voor hem. Nadat hij een zogenaamd een arbeidsongeluk had gekregen, waarbij zijn duim ernstig beschadigd raakte, kreeg hij veel lichter werk, vooral door toedoen van de Pools-Joodse politieke gevangene Leon Stasiak. Leon redde Ernst later nogmaals toen hij heel ziek werd en vergast dreigde te worden.
Buchenwald
Toen in januari 1945 het Rode Leger in aantocht was, werden de meeste gevangenen het kamp uitgejaagd. Ook Ernst liep mee in een van de beruchte dodenmarsen. De voettocht van 50 kilometer eindigde in Gleiwitz, vanwaar de overlevenden met de trein naar Buchenwald werden vervoerd. Ernst werkte daar als houthakker. Hij herinnerde zich later vrij weinig van de paar maanden dat hij daar zat. Op 11 april 1945 werd dit kamp bevrijd door de Amerikanen en op 8 mei werd Ernst met een aantal andere Nederlanders naar Eindhoven gebracht. Vervolgens werd hij naar Amsterdam gebracht, naar de enige broer van zijn vader die de oorlog had overleefd. Twee weken later vertrok Ernst per trekschuit van Amsterdam naar Bussum. De familie Kirchman uit de Lothariuslaan 92, vrienden van zijn ouders, had hem uitgenodigd bij hen te komen wonen. Bij dit liefdevolle gezin kon hij alles van zich af praten.
![]() |
De familie
In Auschwitz had Ernst al gehoord hoe het toen met de rest van zijn familie gesteld was. Zijn zus was slachtoffer geworden van een van de vele experimenten van dokter Josef Mengele, hij had haar met opzet besmet met tyfus. De 18-jarige Wanda overleefde dit niet. Vader Albert was overgeplaatst, daarna was niets meer van hem vernomen. Naar alle waarschijnlijkheid is hij in Auschwitz omgekomen. Moeder Annie was in Kamp Vught bij het Philips Kommando te werk gesteld.
Op zijn 18de verjaardag hoorde Ernst dat zijn moeder de oorlog had overleefd en door een uitwisselingsproject, opgezet door het Rode Kruis, in Zweden terecht was gekomen. Annie had daar gehoord dat de ‘81-jarige Ernst Verduin’ het overleefd had en begreep dat het haar 18-jarige zoon moest zijn. Op 1 augustus 1945 sloten zij elkaar weer in de armen. Ook Annie was welkom bij de familie Kirchman. Na korte tijd kregen moeder en zoon een huurhuis in de Irisstraat 34 in Bussum. Ernst behaalde in 1948 zijn middelbareschooldiploma aan het Baarns Lyceum en ging na enige omzwervingen economie studeren in Amsterdam. Hij trouwde in 1957 met Anneke Scheffer en samen kregen zij twee kinderen, Yoka en Bert.
![]() |
Struikelstenen in de Burgemeester s’Jacoblaan
Op 27 juli 2011 werden op initiatief van Ernst ter nagedachtenis aan zijn vader Albert en zijn zus Wanda door de Duitse kunstenaar Gunther Demnig twee struikelstenen geplaatst in het trottoir voor het huis aan de Burgemeester s’Jacoblaan 56.2
De dood van het overgrote deel van zijn familie was onverteerbaar voor Ernst. Zijn oorlogservaringen hebben hem voor de rest van zijn leven gevormd. Nog op hoge leeftijd bezocht hij scholen en gaf hij lezingen aan volwassenen in binnen- en buitenland. Over zijn lijfspreuk ‘Toeval bestaat niet’, zei Ernst: ‘Het overleven is vooral een combinatie geweest van puur geluk enerzijds en alert zijn en kansen grijpen anderzijds, plus natuurlijk de geweldige hulp die ik van andere gevangenen gekregen heb.’
Ernst Verduin overleed na een kort ziekbed op 10 december 2021.
Met speciale dank aan Yoka en Bert Verduin
Bronnen
Ernst Verduin: Over leven; Vught-Auschwitz-Buchenwald. Uitgeverij Verbum, november 2015
Diverse artikelen
Noten
- Ook Anne Frank (1929-1945) heeft bij Van Gelder in de klas gezeten.
- Pas tien jaar later, in de zomer van 2021, werden in Bussum nog eens dertien struikelstenen geplaatst. Voor meer informatie zie Bussums Historisch Tijdschrift december 2021, pag. 33 t/m 37.
Bussum in boeken
Klaas Oosterom
Klik hier voor de PDF versie van dit artikel
De afbeeldingen zijn aanklikbaar voor vergroting
![]() |
Jong leven in een oude dorpskern
De historicus dr. A.C.J. de Vrankrijker (1906-1995) verhaalt in dit boekje uit 1977 wat hij als jongetje en jongeman tussen 1910 en 1925 in Bussum en omstreken zoal meemaakte. Hij was toen tussen 4 en 17 jaar oud. De Vrankrijker schreef zijn levensverhaal op in 1976, omstreeks zijn 70ste jaar. Het is een persoonlijk document, waarbij de schrijver zijn leven in het katholieke Bussum en het Gooi schetst. De afgebeelde tekeningen van Henk Doornekamp tonen de schrijver met zijn vader (voorzijde boek) en het Broederhuis. Onderstaand zijn herinnering aan zijn lagere school omstreeks 1913.
De Broederschool
De lagere school was die van de broeders aan de Sint-Vitusstraat. Ze bestond pas enkele jaren. Door de splitsing in ‘rijke stinkers’ en ‘klompenschool’ waren de klassen nog klein. Ook vanwege de kosten, want gelijkstelling met de openbare school was in 1913 nog niet bevochten. Er moest dus veel schoolgeld betaald worden. Vele katholieken stuurden hun kinderen daarom nog naar een van de drie openbare scholen. Mijn rechtzinnige, kerkgetrouwe ouders gaven voor hun zoon de voorkeur aan de broeders. De kerk was voor hen het middelpunt van het leven. Vader lichtte altijd zijn hoed, als hij een kerkgebouw passeerde; daar immers zetelde God in de gedaante van de hostie.
Ik kwam in een lokaal, waarin eerste en tweede leerjaar gecombineerd zaten, en kreeg een plaats rechts vooraan. En een griffeldoos met spons en lei. Het lokaal was ruim, niet altijd aangenaam van temperatuur. ’s Zomers vaak te heet; in de winter te heet of te koud, want er was een verwarming, die alles gaf of niets.
In het eerste jaar zal ik me wel verveeld hebben, want ik weet zeker dat ik de hoofdletters kende en kon lezen, die in sierlijk schuinschrift op het bord verschenen. Mogelijk door de voorlijkheid heeft mijn handschrift nimmer aan de eisen voldaan; in het derde jaar heb ik vele vrije woensdagmiddagen moeten besteden aan schrijven, ten einde de juiste hoogte en helling in het schuinschrift te oefenen. Het heeft niet veel geholpen.
![]() |
We lazen na de eerste klas vrijwel allen het kleuterblaadje voor de Roomsche Jeugd, waarvan de abonnementen via de school liepen. Er stond wel eens een prijsvraagje in. Eén keer heb ik de oplossing ingezonden. Iedereen kreeg toen blijkbaar een prijs, want ik ontving er ook een. Deze bestond uit een doosje met vijf repen. De chocoladefabriek Bensdorp-Bussum was de milde schenkster.
De school was goed en degelijk. Tenminste aan de ene zijde van de muur die de standen scheidde. De klompenafdeling kreeg geen huiswerk en leerde niet veel behalve lezen, schrijven en rekenen. Onze kant moest aansluiten op vervolgonderwijs en deed dit ook.
IJver en prestaties werden geregistreerd en beloond. De eerste jaren kwamen we wekelijks thuis met een boekje, waarin gedrag, vlijt en werk in cijfers gewaardeerd werden. Gedrag was meestal goed, vlijt niet, werk wel. Vader moest elke zaterdag zijn handtekening voor gezien zetten. Verder was het plezierig op school bij de broeders. Zo kwam er eens een man die alle zangvogeltjes kon nafluiten; hij deed dit volkomen natuurgetrouw. Van ons werd een bijdrage in de kosten verwacht van een cent. Af en toe kwam de schoolopziener. Hij kreeg dan een stoel opzij van de muurkast, nam een snuifje, nieste luid in een grote rode zakdoek, en stond de broeder hierna toe om aan de leesles te beginnen.
![]() |
Pensionaat Mariënburg
De zusters van Mariënburg aan de Brinklaan hadden een school met pensionaat voor meisjes uit welgestelde kringen. Je zag deze af en toe in zwart uniform met witte boordjes in groepen wandelen onder toezicht van een tweetal nonnen. Aan de Herenstraat kwam een kleuterschooltje, toen ‘bewaarschool’ geheten, liever nog ‘kakschool’ genoemd. De laatste benaming was zo gek nog niet. In de pauze begaf de meute zich namelijk naar een ruimte, met aan een van de lange zijden een rij pleetjes zonder deuren. Daar werden de broekjes afgestroopt en de kinders letterlijk te kakken gezet; althans de jongsten die er met driejarige leeftijd al gebracht werden. Er zullen denkelijk twee van dit soort lokalen zijn geweest, want de jeugd zat wel gemengd in de klas, maar ik kan mij moeilijk voorstellen dat ook het broekjes dalen en hijsen in mengeling plaats vond. Trouwens in het les- en werklokaal stonden er afzonderlijke lange banken (zonder rugleuning), waar jongens óf meisjes op de rijen zaten. Contact moet er wel geweest zijn, want Agaath, de apothekersdochter van de Brinklaan, was er mijn vriendinnetje. Ze had grote donkere ogen. We waren goed in zingen en in matjes vlechten met gekleurde strookjes papier. Zulk soort handwerk heette ‘fröbelen’, genoemd naar Friedrich Fröbel die deze bezigheid zo goed achtte voor kleuters. Er gebeurde meer, want ik herinner me met stelligheid dat ik bij mijn komst op de lagere school – drie maanden voor mijn zesde verjaardag – al kon lezen.